worden versterkt, terwijl twee bataljons, die met front-zuid tegenover de Belgische grens stonden opgesteld (nl. 3 en 6 G.B.), voor bezetting van de bruggenhoofden Willemstad en Moerdijk, ressorterende onder het Zuidfront, werden bestemd. De niet voor de Groep Merwede en voor het Zuidfront van de Vg. Holland be stemde artillerie van het Oostfront zou worden ingedeeld bij de stellingen, onder bevel van de C.V. Een en ander had tengevolge, dat op het Oostfront-Vg.Holland ten N. van de Groep Merwede slechts zes bataljons werden gehandhaafd. De troepen van de T.B.O. ten oosten van de IJssel zouden met ongeveer drie bataljons worden verzwakt, die moesten worden verplaatst naar de Grebbestelling. Uit een berekening bleek, dat het moeilijk uitvoerbaar was, III L.K. in één ruk te doen teruggaan uit haar opstelling in de Peel-Raamstelling tot achter de Maas, zodat het noodzakelijk was, eerst een achterwaartse concentratie in een tussen- opstelling uit te voeren, die zou plaats hebben bij toenemende spanning. Deze werd, nadat de O.L.Z. daarvoor aanwijzingen had gegeven, bij een oefening op 15 Maart beproefd. Ten behoeve van de overtocht over de rivieren van III L.K., Lt.Div. en Brig.B zou het reeds eerder voorbereide bruggenplan (ter aanvulling van de vaste bruggen met militaire bruggen) verder worden uitgewerkt. De grootst mogelijke geheimhouding van deze verplaatsingen moest worden betracht. In dit besluit was geen rekening gehouden met het van Franse zijde geopen baarde plan om troepen naar Noord-Brabant te zenden. Hierop komen wij nog terug. Ter uitvoering gaf de O.L.Z. dd. 30 Maart 1940 de persoonlijke aanwijzingen uit voor de C.V., in geval van een aanval uit het oosten, hierbij gevoegd als Bijlage II. C.-Vg.Holland ontving eveneens aanwijzingen, die niet meer aanwezig zijn. Uit het sub 2 van de aanwijzingen gestelde blijkt, dat de O.L.Z. de mogelijkheid open hield om de verdediging ten zuiden van de rivieren te voeren in de Peel- Raamstelling, doch dat in afwachting van de definitieve beslissing bij een aanval uit het oosten gehandeld moest worden, alsof beslist was, dat III L.K. en Lt.Div. Noord-Brabant zouden verlaten. Uit de aanwijzingen blijkt verder: le. dat de O.L.Z. de Waal-Lingestelling wenste te doen bezetten door Brig.B en III L.K. naast elkaar (zie punt 4c en d); 2e. dat de troepen, waarmede III L.K. en Brig.B weder op sterkte zouden worden gebracht, eerst na het intreden van de oorlogstoestand zouden worden ver plaatst; 3e. dat het Zuidfront-Vg.Holland eerst na het intreden van de oorlogstoestand zou worden versterkt met de daarvoor aangewezen staf en troepen van het Oost front-Vg.Holland en met 3 en 6 G.B., bestemd voor de bruggenhoofden Willemstad en Moerdijk; 14

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1957 | | pagina 34