4e. dat het Veldleger reeds dadelijk werd versterkt met 18 en 19 R.A. uit het
Oostfront-Vg.Holland en dat troepen ter waarde van drie bataljons reeds
dadelijk uit het gebied van de T.B.O. moesten worden verplaatst naar de
Grebbestelling;
5e. dat de Luchtverdedigingskring Utrecht-Soesterberg met ingang van 8 April,
het Oostfront-Vg.Holland eerst na het intreden van de oorlogstoestandop nader
bevel van de O.L.Z., onder bevel van de C.V. zou treden;
6e. dat Noord-Brabant en Noord-Limburg buiten het bevelsressort van de C.V.
zouden vallen, zodra III L.K. en Lt.Div. daaruit zouden vertrekken.
Dat een aantal belangrijke troepenverplaatsingen eerst na het intreden van de
oorlogstoestand zouden worden uitgevoerd, was bepaald, teneinde niet vooruit te
lopen op de uitslag van het overleg met de Belgen, welke van invloed was op de
definitieve beslissing van de O.L.Z.
Het was een riskante bepaling, omdat bij een onverwachte aanval van de Duit
sers de uitvoerbaarheid van de verplaatsingen geheel afhankelijk was van het
tempo van de Duitse opmars.
In punt 5 van de aanwijzingen werd de eenheid van bevelvoering vastgelegd
voor het gehele gebied, waarin de Commandant van het Veldleger na het intreden
van de oorlogstoestand zijn operatiën zou voeren.
Er wordt op gewezen, dat in Noord-Brabant en Noord-Limburg C.-Peel Div.,
zonder een daartoe voldoend bezette staf en geëigende verbindingsmiddelen, bij
het uitbreken van de oorlog het commando zou moeten gaan voeren over de aan
de Maas en in de Peel-Raamstelling opgestelde troepen (24 bataljons met 5 regi
mentsstaven), waarbij drie Afdelingen (verouderde) artillerie waren ingedeeld.
Het aantal beschikbare staven en stafofficieren liet echter versterking van het
bevelsapparaat niet toe, terwijl ook de voor een dergelijk commando nodige radio
verbindingsmiddelen niet voorhanden waren. Wat dit betekende, terwijl bovendien
Franse troepen in zijn gebied opmarcheerden, zou de oorlog leren.
Ten slotte zij medegedeeld, dat de C.V. bij de uitvoering van de aanwijzingen
(onder kennisgeving aan de O.L.Z.) in zoverre afweek van de daarin bevolen
groepering van de troepen in de Waal-Lingestelling, dat hij deze stelling slechts
deed bezetten door III L.K. en Brig.B in reserve bracht.
Alvorens de ontwikkeling van de toestand tot 9/10 Mei te beschrijven, dienen
wij volledigheidshalve mede te delen, hoe de toestand buiten de reeds genoemde
fronten was.
Op het Oostfront-Vg.Holland werd, zoals hiervoor bleek, de bezetting ten N.
van de Groep Merwede teruggebracht tot de Front- en Groepsstaven en zes
bataljons. De Groep Merwede, die in de frontlijn kwam te liggen, bleef echter
bezet door een regiment infanterie, een regiment verouderde artillerie en een
Afdeling houwitsers.
Het Westfront-Vg.Holland was bezet door zwakke kustbewakingstroepen en de
bezettingen van de Posities IJmuiden en Hoek van Holland. Een bataljon uit de
15