Op 3 April berichtte de militaire attaché te Berlijn in code, dat een aanval op Nederland op 9 April was te verwachten1). Op dit bericht zijn tot 9 April geen bijzondere maatregelen genomen 2). Op 5 April had de O.L.Z. te Eindhoven een onderhoud met de Nederlandse militaire attaché uit Parijs, waarvan hierna een uiteenzetting zal worden gegeven. Het was dit onderhoud, dat de O.L.Z. tot zijn definitieve beslissing leidde om af te zien van een krachtige verdediging van de Peel-Raamstelling. Op 9 April had de Duitse aanval op Denemarken en Noorwegen plaats en moest er rekening mede worden gehouden, dat ook een aanval op Nederland zou kunnen volgen. Na een bespreking tussen enige Ministers en de O.L.Z. werden de ver loven ingetrokken en werd verhoogde strijdvaardigheid voor de S.B. troepen en de luchtverdedigingsorganen gelast. De O.L.Z. gaf bevel, dat III L.K. in de nacht van 9 op 10 April de voorbereide achterwaartse concentratie moest innemen, met achterlating van de zes daarvoor aangewezen bataljons in de Peel-Raamstelling. Voor 's-Gravenhage, als zetel van Regering en Opperbevel, werden met spoed bijzondere beveiligingsmaatregelen genomen, die hierna zullen worden uiteen gezet. Voor het Oostfront-Vg.Holland werd de 3e inundatieperiode 3) bevolen, evenals voor de inundaties bij Willemstad, Moerdijk, Ooltgensplaat, de Bathstelling (hals van Zuid-Beveland) en voor de Eendracht (bij Tholen). Voorbereidingsmaatrege len werden gelast voor inundaties tussen Moerdijk en Willemstad en tussen Hoge- Zwaluwe en Waspik, alsmede voor de Linge. Het stuwpeil in de Maas bij Grave werd opgezet en machtiging gegeven voor het maken van een stuw in de Raam. Vervolgens werd de 4e inundatieperiode (met waterinlaat op 15 April) bevolen voor de Groep Merwede ten Z. van de Linge (dus ook ten Z. van de Merwede)3). In de rest van de maand werden, in afwijking van het bepaalde in de Aanwijzin gen van 30 Maart (bijlage II), de troepenverplaatsingen, verband houdende met het nieuwe verdedigingsplan, uitgevoerd en toen uit een ooggetuigeverslag bleek, hoe de aanval op Oslo had plaats gehad, werden de maatregelen voor beveiliging van de vliegparken en vliegvelden en voor verscherpte bewaking in het binnenland uitgebreid. 17 1) De militaire attaché had de lucht gekregen van de op handen zijnde aanval op Denemarken en Noorwegen en de mogelijkheid van een aanval op Nederland. Door bijzondere omstandigheden kon hij zijn volledige inlichtingen niet onmiddellijk doorgeven, zodat hij in code aan een adjudant van de Minister van Defensie mededeelde, dat de waarschijnlijkheid van een aanval op 9 April op Neder land bes.ond. Wanneer daarna de volledige inlichtingen naar 's-Gravenhage zijn gemeld, is niet bekend. Zie Verslag Enquête commissie Regeringsbeleid 1940 - 1945 Deel 1 C blz. 210. 2) Vermoedelijk omdat aan de grens geen symptomen van een naderende aanval werden waar genomen. 3) Bij de 3e periode werd water in de boezems ingelaten. Dit was de periode, voorafgaande aan de feitelijke inundatie. De 4e periode bevatte de inundatie tot voorlopig inundatiepeil, de 5e tot volle dig inundatiepeil.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1957 | | pagina 37