politietroepen, twee eskadrons motorrijders van het depot cavalerie en ander be schikbaar geoefend personeel van dat depot. Deze maatregelen werden half April ingetrokken. Voor de beveiliging van vliegparken waren bij het optreden van de tweede O.L.Z. zeven compagnieën bewakingstroepen aanwezig, die gedurende de mobili satie uit depottroepen waren gevormd, elk versterkt met een sectie zware mi trailleurs. De overval op Denemarken en Noorwegen op 9 April was aanleiding geweest, de voor neutraliteitshandhaving naar de grensprovincies vooruitgeschoven batte rijen luchtdoelartillerie en vliegtuigafdelingen naar het westen te verplaatsen. De vliegparken Eelde, Teuge en Eindhoven werden ontruimd. De daarna omtrent de overval op Oslo ontvangen berichten waren voor de O.L.Z. aanleiding, de veiligheidsmaatregelen ten opzichte van de vliegparken (velden) opnieuw onder het oog te zien, waarmede wederom verplaatsingen van vliegtuigafdelingen en compagnieën bewakingstroepen gepaard gingen. Op 20 en 26 April gaf de O.L.Z. bevelen voor de versperring, tijdelijke versper ring en verdediging van vliegvelden en vliegparken, die met de grootste spoed moesten worden uitgevoerd (zie bijlage IV en V). Het op 20 April gegeven bevel liet twijfel over betreffende de autoriteiten, die verantwoordelijk waren voor de uiteindelijke toestand, aangezien niet dezelfde commandanten- de versperringsmaatregelen moesten uitvoeren, de bewakings troepen moesten leveren, het bevel over de op de vliegparken geplaatste lucht strijdkrachten hadden of belast waren met het militair gezag ter plaatse. Derhalve werd dit door het bevel van 26 April buiten twijfel gesteld. Tezamen regelden deze bevelen ten slotte definitief, welke vliegvelden verkleind, tijdelijk versperd of definitief onbruikbaar moesten worden gemaakt, waaruit de bewaking van vliegparken (velden) moest bestaan en welke autoriteiten verant woordelijk waren. Uit Bijlage IV en V blijkt, dat de bewakingstroepen op de belangrijkste vlieg parken (velden), t.w. Waalhaven, Ypenburg, Schiphol, Valkenburg, Ruigenhoek en Gilze-Rijen belangrijk werden uitgebreid. Soesterberg, dat door het luchtvaartbedrijf zou worden ontruimd, werd onder bevel van de C.V. geplaatst, evenals Gilze-Rijen. Samengevat kwam een en ander op het volgende neer. Vliegveld Twente werd definitief onbruikbaar gemaakt. Overigens werden de buiten de gebieden van C.Z., C.-Vg.H. en C.-Stg.Hd. gelegen vliegvelden, hulp vliegvelden en noodlandingsterreinen van tijdelijke versperringen voorzien, met uitzondering van Soesterberg, waar slechts het noodlandingsterrein werd versperd en Gilze-Rijen, dat bezet was en dus bruikbaar moest blijven. Te Schiphol werd het vliegveld verkleind. Voor een overzicht van de bewakingsmaatregelen wordt verwezen naar Bijlage VII, waaruit o.m. blijkt dat Ie Div. bijna drie bataljons infanterie voor Waalhaven, Ypenburg en Valkenburg moest leveren, VII Div. een bataljon infanterie voor 21

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1957 | | pagina 41