bereide vernielingen voor onmiddellijke uitvoering gereed te houden en konden een aantal maatregelen in de grensgebieden niet gedurende de gehele mobilisatie toestand worden volgehouden. Er was dus enige tijd nodig, vóórdat het leger gereed kon staan, om een aanval op te vangen. Dit had het noodzakelijk gemaakt, nauwkeurig vast te leggen, hoe bij toenemende spanning de paraatheid geleidelijk moest worden opgevoerd. Voor de troepen van de strategische beveiliging en voor de luchtverdedigings organen waren de graden van strijdvaardigheid: „normaal", „verhoogd" en „vol ledig" vastgesteld. De volledige strijdvaardigheid eiste veel van het uithoudings vermogen en kon op straffe van uitputting, niet lang worden volgehouden. De troepen van de S.B. hadden in die toestand de gevechtsopstellingen volledig bezet; de luchtdoelartillerie en luchtdoelmitrailleurs, die bij voortduring gereed moesten zijn voor het bevuren van vreemde vliegtuigen, welke de neutraliteit schonden, waren reeds gedurende de normale strijdvaardigheid zwaar belast, zodat verhoogde en volledige strijdvaardigheid slechts bij uiterste noodzaak en zo kort mogelijk werd bevolen. Voor de luchtstrijdkrachten moesten de vliegtuigen bij dreigend gevaar met het oog op luchtbombardementen verspreid worden opgesteld, terwijl jagers en bommenwerpers startgereed moesten staan om onmiddellijk in actie te kunnen komen. Voor de troepen van het Veldleger had de C.V. een verder gaande gradatie in gevoerd en wel de graden 1, 2, 2a, 3 en 4, waarbij graad 4 de volledige bezetting van de stellingen inhield. Voor III L.K. en Lt.Div., die sedert de achterwaartse concentratie van III L.K. op 10 April in die opstelling waren gehandhaafd, was daarna een alarmopstelling voorbereid, die vóór afmars naar het N. moest worden ingenomen, doch terwille van de geheimhouding was dit eveneens geschied voor afmars in O., Z. of W. richting (codewoorden oranje, rood, wit, blauw). Voor de Peel-Raamstelling waren de graden „normaal", „waakzaamheid ver hoogd" en „stelling volledig bezetten", die reeds in de periode van April-Septem ber 1939 waren ingesteld, daarna gehandhaafd. In de Vg.Holland, de Stelling van Den Helder en in het Commando Zeeland bestond eveneens normale, verhoogde en volledige strijdvaardigheid. De volledige bezetting van de stellingen van het Veldleger behoefde geen gelijke tred te houden met de volledige strijdvaardigheid van de grenstroepen. De O.L.Z. stelde bij verscherping van de toestand de graad van strijdvaardig heid vast van de luchtverdedigingsorganen (zowel Lu.A. en Lu.Mitr. als lucht strijdkrachten) en van de troepen van de strategische beveiliging (grens- en kust- troepen), evenals hij bijzondere bevelen gaf voor allerlei maatregelen in het grens- en kustgebied en voor het aanbrengen van de slagsnoerleidingen aan de spring ladingen bij de bruggen over de grote rivieren. De graad van strijdvaardigheid van de overige troepen liet hij echter aan de betrokken hogere bevelhebbers (C.V., C.-Vg. Holland, C.-Stelling van Den Helder 34

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1957 | | pagina 54