In de avond van 9 Mei, na ontvangst van de waarschuwing van de O.L.Z. van 20.45, om zeer op de hoede te zijn, gaf de C.V. te 21.27 bevel, dat de troepen van de Peel-Raamstelling van 10 Mei 4.00 af volledig strijdvaardig moesten zijn, terwijl Brigades A en B te 10 Mei 4.00, II en IV L.K. en Brig.G te 10 Mei 5.00 graad 3 moesten hebben bereikt, hetgeen betekende, dat van de stellingen de voorposten moesten zijn bezet, de mitrailleurs in de hoofdweerstandsstrook moesten kunnen worden bediend en artilleriesteun kon worden gegeven. Voor Brig.G betekende dit piketten in de stelling, verdubbelde wachten en patrouillegang (tegen parachutis ten) in het gebied van de Linge. In deze toestand zou in zeer korte tijd graad 4 (volledige bezetting van de stel lingen) kunnen worden bereikt. Ill L.K., dat de eerste phase van de terugtochtsoperatie, nl. de achterwaartse concentratie, reeds sedert 10 April achter de rug had en Lt.Div. konden in zeer korte tijd worden gealarmeerd. Bovendien kreeg C.-III L.K., die het bevel voerde in Noord-Brabant en Noord-Limburg, de steeds ernstiger wordende berichten uit het grensgebied uit de eerste hand en had hij voor een snelle alarmering maat regelen getroffen. Het uitgebreide complex van militaire bruggen, dat ten behoeve van de terug tocht van III L.K. en Lt.Div. over de Maas en de Waal, ter aanvulling van de vaste verkeersbruggen, was voorbereid, was gereed. In een bijzondere toestand verkeerden de drie bataljons, die met front-zuid tegenover de Belgische grens stonden opgesteld. Zij hadden tot taak, op daartoe ontvangen bevel de vernielingen met front-zuid uit te voeren in het grensgebied en aan het Wilhelminakanaal. Een der bataljons, G.B.J., dat was versterkt met personeel van de beide andere, had o.m. het gehele Wilhelminakanaal voor zijn rekening en bleef onder bevel van de T.B.N.Br. De twee andere, 3 G.B. en 6 G.B., moesten na het uitbreken van de oorlog en nadat de vernielingen waren uitgevoerd, resp. de bruggenhoofden Willemstad en Moerdijk gaan bezetten. Aan deze bataljons was geen hogere graad van strijd vaardigheid bevolen, doch gedurende de nacht bevonden zich een groot aantal vernielingsploegen bij de vele verspreide vernielings- en versperringsobjecten. Aangezien deze toestand geruime tijd bestond, was het ter sparing van de troep nodig gebleken, overdag de ladingen op te bergen en de ploegen te doen rusten. In Zeeland had de C.Z., die uit het inlichtingenrapport van 7 Mei de waarschu wing van de militaire attaché uit Berlijn had vernomen en ook overigens op de hoogte van de toestand was gehouden, mede - voor wat de marinestrijdkrachten betrof - door Chef Staf Zeemacht, op 9 Mei zijn troepen geconsigneerd. Te 21.00, dus onmiddellijk na de waarschuwing van de O.L.Z. om op zijn hoede te zijn, gaf hij bevel, dat de volledige graad van strijdvaardigheid te 3.00 moest ingaan en dat op dat tijdstip alle stellingen, posten en bureaux volledig moesten zijn bezet. 40

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1957 | | pagina 60