depottroepen kon beschikken. Op 8 Mei waren de buiten de Vg.Holland gelegerde depots daar binnen gevoerd en tevens waren een aantal depotonderdelen inge schakeld bij bewakingsmaatregelen. Voor het overige waren zij in de nacht van 9 op 10 Mei niet gealarmeerd of waren geen bijzondere maatregelen bevolen. Aan vorenstaande uiteenzetting moet worden toegevoegd, dat het uiterst moeilijk is zich de gedachtengang van de periode vóór het uitbreken van de oorlog weder goed voor ogen te stellen, nu men het verloop daarvan kent en tevens, dat er reeds verschillende malen bijzondere maatregelen waren genomen, zonder dat de oorlog was uitgebroken. Vooral in de lagere regionen werkte dit verslappend. De vraag dient echter besproken te worden, in hoeverre rekening kon worden gehouden met een grootscheepse aanval uit de lucht, zoals die op 10 Mei is uit gevoerd. Uit het vorenstaande is gebleken, dat zeer ernstig rekening is gehouden met pogingen om door aanvallen uit de lucht de vliegvelden te vermeesteren en dat parachutistenaanvallen een plaats onder te verwachten mogelijkheden innamen. Op 22 April had C.-Lvd. aan de vliegparkcommandanten medegedeeld, wat in het ooggetuigeverslag omtrent Oslo was gemeld. In de desbetreffende brief nam hij op, dat de Duitse stoottroepen met de normale verkeersvliegtuigen werden vervoerd, dat de Duitse vliegtuigen met 4 a 5 toestellen tegelijk op het kleine vliegveld van Oslo waren geland en verschillende groepen 30 sec. na elkaar land den, zodat verscheidene vliegtuigen verongelukten. Voorts, dat de landing werd beschermd door gevechtsvliegtuigen en dat in twee uur tijd 3000 man stoottroepen, voorzien van zeer veel automatische wapenen, aan de grond waren gezet en waren afgemarcheerd naar strategische punten. C.-Lvd. schreef daarom voor, dat bij de verdediging van de vliegparken op de voorgrond moest staan de bestrijding van op het vliegveld gelande vliegtuigen en de daarmede vervoerde troepen, zodat het grootste deel van het beschikbare aantal mitrailleurs zodanig moest worden opgesteld, dat hiermede het landingsterrein zelf geheel afdoende werd bestreken, ook al zouden verliezen worden geleden. Het stuk vervolgde letterlijk Er werd aan het slot op de noodzakelijkheid gewezen, een stormtroepals mobiele reserve te vormen. Hierbij moet men in het oog houden, dat C.-Lvd. hier slechts rekening kon houden met de op de vliegparken geplaatste onderdelen. Buiten zijn bevoegdheid viel het gereed houden van gevechtsgerede reserves om verloren gegane vlieg parken te heroveren. Dat een aanval zou kunnen plaats hebben met twee divisies luchttroepen, waar van de ene uit parachutisten bestond, was niet bekend en daarmede was geen rekening gehouden. 45 „Tenslotte zal de verdediging van het vliegpark naar buiten niet geheel mogen worden ver onachtzaamd, aangezien de mogelijkheid bestaat, dat een geforceerde landing van vreemde troepen eventueel gepaard zal gaan met aanslagen langs den grond van tevoren buiten het vliegveld afgezette parachutisten of van alhier verblijf houdende kwaadwillige elementen".

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1957 | | pagina 65