de geheimhouding niet tevoren aan C.-Brig.B bekend gemaakt. Wel was deze de voorbereiding van een terugtocht opgedragen voor het geval, dat III L.K. zou worden teruggenomen. De Lingestelling, sedert April bestemd om in de hoofdverdedigingslijn te worden opgenomen, bestond feitelijk als zodanig nog niet. De verkenningen waren nage noeg voltooid en de voorbereidingen waren zodanig getroffen, dat op korte termijn de inrichting zou kunnen worden uitgevoerd, doch er was nog niet veel meer tot stand gekomen, dan enkele veldwerkjes van eenvoudige aard, die door de onder delen van Brig.G waren aangelegd. Het Oostfront-Vg. Holland zou-volgens de aanwijzingen van de O.L.Z. - bij het intreden van de oorlogstoestand onder bevel van de C.V. komen. De zuidelijke groep, nl. de Groep Merwede, was opgenomen in de hoofdver dediging en vormde de verbinding tussen de Lingestelling en het Zuidfront-Vg. Holland. Het Oostfront ten noorden van de Groep Merwede was niet gereed. Bij het begin van de mobilisatie waren aanwezig de oude forten, enkele in vredestijd aan gelegde kazematten en een aantal uit de mobilisatie 1914-1918 stammende be tonnen schuilplaatsen. Gedurende de mobilisatie was de verdere uitbouw ter hand genomen en waren een aantal veldversterkingen, betonnen schuilplaatsen, anti tankgrachten en draadversperringen, alsmede artilleriestellingen gebouwd, doch de inrichting was niet voltooid. Toen eenmaal besloten was tot de hardnekkige verdediging van de Valleistelling, was de verdere uitbouw van dit front ten N. van de Groep Merwede stop gezet. Het Oostfront vormde door het open polderland uit een oogpunt van lucht- gevaar een ongeschikte stelling. Ook de mogelijkheden om artillerie in stelling te brengen, waren gering. De aanwezigheid van Utrecht in en vlak achter de hoofdweerstandsstrook en de geringe afstand, waarop Amsterdam zich achter de frontlijn bevond, waren grote nadelen. Deze factoren tezamen hadden dan ook, ondanks de zeer sterke en goed voor bereide inundaties, de redenen gevormd voor het kiezen van de hoofdverdedi gingslijn in de Valleistelling, toen deze, dank zij de voorbereidingstijd, die ons was gegund, tot een goed verdedigbare veldstelling was gegroeid. De inundaties ten N. van de Linge waren niet gesteld en zoals reeds hiervóór is medegedeeld, was zelfs de 3e (voorbereidende) periode nog niet bevolen. In de Groepen Lek, Utrecht, Nieuwersluys en Naarden waren tezamen nog slechts vijf bataljons infanterie en geen artillerie aanwezig. In de Groep Merwede waren de inundaties tussen de Linge en de Waal en ten Z. van de Waal en de Merwede gesteld. De aangelegde versterkingen waren voldoende voor de bezetting van een regi ment infanterie, vier Afdelingen verouderde artillerie en een houwitserafdeling, stammende uit 1914. Een van de Vakken van deze Groep, nl. Vak Sleeuwijk bevond zich ten Z. van 55

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1957 | | pagina 75