groot deel der dienstplichtigen van de infanterie slechts 6 weken in werkelijke dienst had doorgebracht, waren enkele korte herhalingsoefeningen gevolgd en de laatste acht jaren van de duur van de dienstplicht was in het geheel niet meer geoefend. Aan de dienstplichtigen, zonen van ons volk, dat, hoewel voorzien van vele degelijke eigenschappen, niet uitmuntte door een sterk gevoel voor de noodzaak van tucht, kon gedurende de korte oefeningsperiodes niet voldoende militaire tucht worden bijgebracht. Gedurende de negen maanden, die ons leger gemobiliseerd was geweest, was weliswaar het elementaire gebruik van de wapens kunnen worden verbeterd, doch degelijke oefeningen in grote verbanden hadden nog niet kunnen plaats hebben, daar de troep moest worden belast met het bouwen van stellingen, welke werk zaamheden, uitgevoerd onder leiding van het weinig deskundige en weinig over wicht bezittende kader, niet bevorderlijk waren voor de tucht. Onze mannen behoefden strenge, rechtvaardige, deskundige commandanten en aanvoerders, doch uit het vorenstaande kan blijken, dat het gevolgde systeem de aanwezigheid daarvan niet in de hand had gewerkt. Vooral het lagere dienstplich tige onderofficierskader van de infanterie, reeds vóór de inlijving op grond van schoolse kennis voor de opleiding tot een rang aangewezen, miste het noodzakelijke overwicht. Hierbij komt dat, zowel in ons volk als in de troep, de ernst van de toestand niet werd beseft en dat tot het laatste toe in brede kring de overtuiging heerste, dat het, evenals in 1914-1918, ook ditmaal niet zo'n vaart zou lopen. Daarnaast bestond een gevoel van eigen minderwaardigheid tegenover het Duitse leger, dat zijn kracht had getoond in Polen. De dikwijls naieve gedachtengang, die blijkt uit tal van gevechtsberichten en boeken over de oorlogsdagen in Mei 1940 doen duidelijk uitkomen, dat er in de troep weinig begrip bestond omtrent hetgeen een oorlog te zien en te lijden geeft. Onze troepen waren niet geschikt voor de aanval. Schoten hiertoe reeds de ge oefendheid en de geest te kort, ook de middelen, nodig om succesvol te kunnen aanvallen (overmachtige luchtstrijdkrachten, sterke artillerie en vechtwagens), ontbraken. Gedurende de oorlogsdagen mislukten dientengevolge vrijwel alle aanvallen, die in het kader van een actieve verdediging noodzakelijk waren om verloren gegaan terrein te heroveren. Alles bij elkaar genomen kon de gevechtswaarde van onze troepen bij het uit breken van de oorlog niet hoog worden aangeslagen. 60

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1957 | | pagina 80