werpen - Breda. Verzocht werd alle maatregelen te nemen om de reis over Neder lands gebied van de generaal te vergemakkelijken en eventueel ook voor een veilig heidsescorte te zorgen. Het bovenstaande is ontleend aan een memorandum van de voorm. militaire attaché, dat gegrond was op zijn dagboekaantekeningen 1). In een globaal verslag, dat het voorm. Hoofd van de sectie operatiën van het A.H.K. na de capitulatie in Mei 1940 heeft opgemaakt, deelde hij mede, dat de militaire attaché o.m. zou hebben getelefoneerd, zulks in verband met de opmars van de Fransen: „In verband hiermede is het van het grootste belang, dat de Nederlandse troepen in de Peel-Raamstelling zo lang mogelijk stand houden", en voorts, dat de militaire attaché zeer geschrokken was, toen hij vernam, dat III L.K. en Lt.Div. reeds in afmars waren. De militaire attaché ontkende dit op grond van zijn dagboek en voerde als argu ment aan, dat hij dit niet kon hebben getelefoneerd, omdat hem uit het onderhoud met de O.L.Z. van 5 April bekend was, dat III L.K. en Lt.Div. zouden worden verplaatst en omdat de Fransen weinig belangstelling voor de Peel-Raamstelling hadden 2). In het verslag van Hoofd sectie operatiën komt eveneens niets voor betreffende de mededeling, dat de Franse generaal Mittelhauser via Breda naar 's-Gravenhage zou komen en er zijn ook geen pogingen gedaan, om deze op te vangen 3). C.-Peel Div. werd van de verwachte Franse opmars telefonisch op de hoogte gesteld door Hoofd sectie operatiën van het A.H.K. Op de vraag, hoe de samen werking met de Fransen geregeld was, antwoordde laatstbedoelde, dat deze niet geregeld was en door C.-Peel Div. geregeld moest worden 4). Inmiddels was door de Chef Marinestaf opdracht gegeven, dat Hr.Ms. torpedo- bootjager van Galen, die juist uit Ned. Indië was teruggekeerd, uit Den Helder moest vertrekken naar Rotterdam, terwijl eenzelfde opdracht was verstrekt aan Hr.Ms. kanonneerboten Johan Maurits van Nassau en Flores, die zich in Zeeland bevonden. De toestand op de as Rotterdam - Moerdijk baarde grote zorg. Te 11.00 was aan de Engelse en Franse luchtvaartattaché's verzocht, het vliegpark Waalhaven 70 Zie Bijlage 22, Deel 1 B van het Verslag der Enquêtecommissie Regeringsbeleid 1940- 1945- 2) Het spreekt vanzelf, dat langdurige weerstand in de Peel - Raamstelling voor de Fransen niets dan voordeel kon opleveren. 3) De voorm. Chef Staf Landmacht vermeldt wel in zijn verslag, dat hij van de militaire attaché's van Engeland, Frankrijk en België vernomen had, dat militaire missies zouden worden gezonden, doch dat hij twijfelde, nu de Moerdijkbruggen in handen van de Duitsers waren, of die zouden kunnen doorkomen. Aan de brug bij Keizersveer (die nog tot de middag van 12 Mei verbinding gaf en eerst 13 Mei werd opgeblazen) is blijkbaar niet gedacht. 4) C.-Peel Div. verplaatste zijn cp. tussen 11.30 en 12.00 van Mierlo naar Vucht, waar C.-III L.K. toen nog aanwezig was. C.-III L.K. moet dus tevens op de hoogte zijn geweest. Hoe de mededeling van Hoofd sectie operatiën van het A.H.K. heeft geluid, is niet meer na te gaan. Hij heeft zeer waarschijnlijk zelf wel de gedachte gehad, dat de Fransen troepen naar de Peel - Raamstelling zouden zenden, want C.- Peel Div. heeft dienaangaande mededelingen doorgegeven aan zijn ondercommandanten en op tal van plaatsen heeft men daarnaar uitgezien.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1957 | | pagina 90