Reeds deze eerste dag waren de Noordelijke provinciën (op de Wonsstelling na) door onze troepen ontruimd. De IJssel was van Zutphen tot Westervoort door de vijandelijke troepen over schreden, waarvan delen reeds Ede en Wageningen hadden bereikt. De groepen van de strategische beveiliging in de Over-Betuwe en aan het Maas-Waalkanaal waren teruggenomen. In Noord-Brabant en Noord-Limburg hadden Duitse troepen de Maas over schreden, die oprukten tegen de Peel-Raamstelling, en daarin bij Mill reeds vaste voet hadden. Voor de Nederlandse troepen van deze stelling was de terugtocht reeds bevolen. Franse troepen waren in Zeeland aangekomen en waren in opmars naar Noord- Brabant. Er was een beroep op de Fransen gedaan om de zuidelijk toegangen van de Moerdijkbruggen te vermeesteren. Zuid-Limburg was geheel in Duitse handen. De luchtmacht had zware verliezen geleden. Bovendien was duidelijk geworden, dat op geallieerde steun van enige betekenis in de Vesting Holland niet viel te rekenen. Toch werd de toestand nog met vertrouwen door de O.L.Z. tegemoet gezien, omdat verwacht werd, dat men er in zou slagen, spoedig de verspreide Duitse groepen in Zuid-Holland op te ruimen, dat Waalhaven door de aanval van de Lt.Div. uit het oosten en 3 G.B. uit het zuiden zou worden heroverd en dat de Fransen aan de zuidzijde de Moerdijkbruggen in handen zouden krijgen. Dat onze troepen in de Noordelijke provinciën aan de IJssel en in Noord- Brabant en Limburg slechts zwakke weerstand konden bieden, was voorzien (al ging het sneller dan was verwacht) doch er werd op vertrouwd, dat de stellingen van het Veldleger het enige tijd zouden kunnen houden en dat het mogelijk zou zijn, de daaraan onttrokken troepen daarna weder ter beschikking te stellen. Al was de aanval op de residentie afgeslagen, toch was het succes, dat de Duitsers boekten, groot, daar zij, in het bijzonder in Zuid-Holland, met zwakke troepen veel Nederlandse troepen bonden en de O.L.Z. elke vrijheid van handelen hadden ontnomen, om nog te zwijgen van de morele indruk, die de luchtaanval te weeg had gebracht. Hoe groot het succes was, bleek eerst duidelijk na de oorlog. Uit de gegevens bleek toen, dat de 22e Luchtlandingsdivisie had moeten landen, verdeeld over twee dagen op en om drie vliegvelden, terwijl de landingen op 10 Mei in drie golven zouden worden uitgevoerd. Hiervan zijn er door de Nederlandse maat regelen nog geen twee aan de grond kunnen komen en kwam gezamenlijk optreden der verspreide groepen niet tot uitvoering. Volgens een Duits gegeven zijn van deze divisie slechts ongeveer 2000 man aan de grond gekomen, terwijl ongeveer 5000 man (van het strijdend gedeelte) waaronder het merendeel der zware wapens, niet meer konden worden ingezet. 79 Zie het boekwerk: „Die Geschichte der 22 Infanterie Division von Friedrich-August vonMetsch. Verlag Hans Henning-Podzun Kiel.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1957 | | pagina 99