ende. Hiertoe was de je reeds besloten, terwijl ook reeds vaststond, dat vervolgens Meenen aan de beurt zou komen, zoals Dopf schreef 'pour nous ouvrir le chemin dans le pays conquis et la vieille France' Het blijkt niet, dat er aan Staatse zijde enig bezwaar tegen het in nemen van Oostende is gemaakt, gelijk in vorige jaren het geval was geweest, hoewel de Noordelijken de Britse handelsconcurrentie, die er het gevolg van zou zijn, natuurlijk ongaarne tegemoet zagen. Zij konden er zich trouwens moeilijk tegen verzetten, nu de ver overing een noodzakelijk complement vormde van die van Vlaan deren. Bovendien verdiende zij aanbeveling uit een oogpunt van be veiliging der scheepvaart, terwijl de verbinding met Engeland be langrijk werd verkort bij de tot nog toe gebruikte over Willemstad. Krijgskundig beschouwd, schijnt de vraag gewettigd, of de gealli eerden, met de verpletterende overmacht, die hun ten dienste stond, zich niet beter aanstonds tegen het Zuiden hadden kunnen wenden en, daar de Fransen zeker geen slag zouden aannemen, b.v. Rijssel belegeren. Met het beleg van Oostende, zo mogelijk ook van Nieuwpoort, zou Ouwerkerk zich belasten, Marlborough met het grootste deel des legers het beleg dekken. De ioe Juni vertrokken de eerste detachementen uit het kamp van Aerseele naar de kust, terwijl Fagel van zijn zijde oprukte om de post van Plassendael en andere punten in het Kamerlingambacht d.i. de kuststreek tussen Oostende en Nieuwpoort, te bezetten. Zijn taak was, te voorkomen, dat de omtrek geïnundeerd, of de voor aanvoer van geschut en materialen onmisbare kanalen onbruikbaar gemaakt werden. Vooral de schans bij Plassendael was in dit op zicht van belang, wegens haar ligging aan de samenkomst van het kanaal Brugge-Oostende met dat naar Nieuwpoort. Marlborough betrok, na de afmars van Ouwerkerk, 18 Juni, met de rest van het leger een kamp bij Rousselaere, tot dekking van het beleg tegen Villeroy. Deze had toentertijd zijn hoofdkwartier te St. Amand, doch nagenoeg al zijn troepen waren in de vestingen verdeeld. Het geallieerde leger telde te Rousselaere nog £o batal jons en 99 eskadrons. Met dat van Ouwerkerk samen was het nog 16 bataljons sterker dan bij Ramillies, in weerwil van de in vele veroverde steden achtergelaten bezettingen. Fagels opdracht verliep naar wens. De i ie Juni van Selzate ver trokken, legerde hij die dag na een mars van i 2 km bij Lembeke, de volgende dag na een van 24 km bij Seijseele, een uur ten Oosten van Brugge. Nadat de 13e rustdag was gehouden, detacheerde hij de 14e zes regimenten naar de kant van Blankenberg, om enige sluizen 76

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1959 | | pagina 100