te bezetten, wat zonder tegenstand werd volbracht. Met de overige zeven regimenten en 300 paarden trok hij zelf die dag naar Ouden burg. Vervolgens werd het kanaal van Nieuwpoort naar Plassendael overgetrokken, waarbij zwakke vijandelijke voorposten zich zonder tegenstand verwijderden. Door de polder van Santvoorde, die de vijand reeds bezig was te inunderen, kon nu de aanval op het fort Plassendael worden ingezet. Doch wonderlijk genoeg werd ook hier weinig of geen tegenstand geboden, en evenmin schijnt de bezetting moeite gedaan te hebben, zich op Oostende terug te trekken. De commandant, een zekere luitenant-kolonel Burunda, gaf zich met i^o man krijgsgevangen en werd de volgende dag naar Sluis afge voerd. Men beschouwde het hele geval als een teken, dat de vijand nog steeds in een toestand van 'consternatie' verkeerde. Verder liet Fagel alle dijken in de streek tussen Oostende en Nieuwpoort, die op tal van plaatsen reeds waren doorgegraven, bezetten en de gaten dichten. Aanvankelijk was nog onzeker, of men Oostende of Nieuwpoort zou belegeren. Ouwerkerk schrijft althans de 10e aan de raad pensionaris, dat Fagel de post bij Plassendael zou gaan bezetten, om het beleg van Oostende of Nieuwpoort te 'faciliteren'de 14e daar entegen bericht hij, dat de voor het beleg van Nieuwpoort bestemde troepen de volgende dag uit het kamp van Aerseele zouden ver trekken. De 16e zou hij zelf met de rest van het leger volgen, dat totaal 40 bataljons en 30 eskadrons sterk zou zijn. De bedoeling zal waarschijnlijk geweest zijn, beide steden te belegeren, doch met het beleg van Nieuwpoort te beginnen. De 17e Juni verscheen de cavalerie voor de stad. De infanterie kwam die dag niet verder dan Leffingen, en de 18e te Lombartsijde, waar het kamp werd opgeslagen. Doordat de dijken op verschillende plaatsen waren doorgestoken was reeds veel land ondergelopen, doch niet in die mate dat belangrijke hinder zou worden onder vonden. In de stad lagen, volgens de ontvangen berichten, vijf bataljons en 140 dragonders. De grootste moeilijkheid was echter, dat men, om de vesting ook aan de Zuidzijde in te sluiten, de haven moest passeren. Wel was reeds vanuit het kamp van Aerseele een verkenning door Dopf ver richt, met het doel, de mogelijkheid te onderzoeken om van meet aan een detachement ten Zuiden van de haven te posteren, doch de steeds voorzichtige generaal had dit met het oog op de terreinge steldheid ontraden. Ouwerkerk onderzocht na zijn aankomst of de haven bij laag water doorwaadbaar was, maar bevond zulks 'niet wel 77

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1959 | | pagina 101