doenlyk', en Oostelijk om de stad heen liet het lage en ten dele
onder water staande land geen insluiting toe. Een ten Zuiden van de
haven geplaatst korps zou dus bij een eventuele aanval aan eigen
kracht zijn overgelaten en kans lopen van een nederlaag. Bepaalde
men zich tot insluiting alleen aan de Noordkant, dan kon de vijand
vanuit Veurne zoveel toevoer in de stad brengen als hij verkoos. Het
scheen daarom raadzaam van het beleg af te zien en tot dat van Oost
ende over te gaan.
Blijkbaar was deze conclusie wat voorbarig. Goslinga, wie de
gang van zaken in t geheel niet naar de zin was en die zijn mening
niet spoedig placht prijs te geven, onderzocht de zaak nog eens met
enkele officieren, o.a. Grovestins, en bevond, dat het water niet
dieper was dan kniehoogte, bij harde ondergrond, zodat zelfs artille
rie door de haven had kunnen trekken. Bij enige kennis van de ge
schiedenis had men trouwens kunnen weten, dat Maurits voor
ruim honderd jaren twee maal met zijn leger, de ,carroye' inbegre
pen, door de haven was getrokken.
In de morgen van de 19e werd een conferentie gehouden met de
aanwezige luitenant-generaals en gedeputeerden, waarbij men 'una
niem' van mening was, dat het beleg van Nieuwpoort veel tijd zou
vereisen en de stad moeilijk volkomen was in te sluiten. Besloten
werd dus tot het beleg van Oostende.
De 2oe wordt het kamp verplaatst naar Mariekerke, ten Z.W.
van deze stad. De infanterie legerde in twee lange liniën, loodrecht
op de kust, met ongeveer een km tussenruimte. Hier bevonden zich
de kwartieren van Ouwerkerk, Johan Willem Friso, Fagel, de
gedeputeerden en het artilleriepark. De cavalerie, onder Albe
marle, legerde iets meer buitenwaarts, bij Walravesyde. Verder
lagen te Leffingen twee bataljons en de dragonders van Schlippen-
bach tot bewaking van de brug en de daar liggende schepen. Aan de
kant van Plassendael vijf bataljons onder Vegelin; een zestal eska
drons ruiterij was voor Nieuwpoort achtergelaten, ter beveiliging
in de rug.
Aan de zeezijde kruiste een Engels eskader onder de vice-admi-
raal Fairborn, met wie het leger verbinding onderhield1).
De bezetting bestond volgens de berichten uit 10 bataljons en
een regiment cavaleriein werkelijkheid telde zij zes Franse en twee
Waalse bataljons en 4 compagnieën onbereden dragonders. Het
Europ. Merc. 2e deel, p. 76, 77; Ouwerkerk a.d. St.Gl. 14, 18 Juni (St.Gl. 3013); id. aan
R.v.St. 20, 2i Juni (R.v.St. 662); Fagel a.d. St.Gl. 16, 18 Juni (St.Gl. £013); Ged. te Velde a.d.
St.Gl. 19 Juni (St.Gl. 3013); Goslinga, Mémoires 9, 10. De samenstelling van het insluitingsleger
vindt men op de plaat bij Fricx.
78