Voortaan kwamen dagelijks vier bataljons op wacht in de loop
graven en batterijen, steeds onder bevel van een luitenant-generaal,
een generaal-majoor en een brigadier. Des avonds werden, zoals men
zeide 'de trencheën afgelost'.
De 29e kwam Geldermalsen in het leger, en vatte hij zijn taak
weer op als gedeputeerde te velde vanwege de Raad van State. Nadat
zijn militair-diplomatieke werkkring in Duitsland was geëindigd was
hij, zoals men weet, op verzoek van Marlborough weer op het
krijgstoneel werkzaam gesteld.
Met het werk aan de loopgraven en batterijen werd die dag met
kracht voortgegaan; vier mortieren werden reeds in batterij ge
bracht, die de Catharijnekreek enfileerden. Intussen klom het aantal
doden en gewonden reeds tot ongeveer 200. Onder de eersten waren
de majoor Larginy van het regiment Salisch, wie de 30e een
kanonskogel het leven benam, en een luitenant van de artillerie.
Deze dag kwamen bij de vloot van Fairborn een aantal Engelse
transportschepen aan. Zij waren bestemd om, terstond na het beleg,
het Engelse troepencontingent aan boord te nemen, dat was inge
deeld bij de voorgenomen landing bij de Charente. Marlborough
had n.l. gehoopt dat de inscheping omstreeks 1 Juli zou kunnen
plaats hebben, wat wel aan de optimistische kant was.
In de vroege morgen van de 30e gelukte het aan drie 'dubbelde
chaloupen', ondanks de Engelse oorlogschepen, over de banken
binnen Oostende te komen. Volgens ontvangen rapporten hadden zij
o.a. enige officieren en kanonniers aan boord. Fairborn verzekerde,
dat hij thans zodanige maatregelen had genomen, dat van herhaling
geen sprake meer zou zijn.
Niettemin slaagden naar het schijnt in de nacht van 1 op 2 Juli
wederom een drietal vaartuigen er in, tussen het strand en de Engel
se oorlogschepen door, de haven binnen te lopen, gebruik makende
van de ondiepte. Dit gaf aanleiding, de Staten van Zeeland te ver
zoeken, enige kleine schepen beschikbaar te stellen om herhaling te
voorkomen1).
De geografische toestand zowel als de krachtsverhouding maakten
het begrijpelijk, dat Villeroy, die zich met wat hij aan mobiele
troepen kon bijeenbrengen in de buurt van Veurne ophield, zich
van iedere poging om de stad te ontzetten of de belegeraars althans
enigszins te storen onthield. Het enige van die aard, dat wij vermeld
vinden, is het doorsteken van een dijk teneinde het geallieerde kamp
8?
Men is geneigd, te denken aan verwarring met de drie schepen, welke in de nacht van 29 op 30
Juni binnenkwamen (Eur. Mere. 8$). De gedeputeerden te velde berichten echter in hun verbaal
op 3 Juli: 'Gisteren nacht' enz..