Des nachts en de volgende dag werd het vuur krachtig voortgezet, evenals het werk aan de loopgraven en batterijen, die, naar wij lezen, 'enigszins beschadigd' waren. Ouwerkerk inspecteerde iedere dag de loopgraven, en dat hij hierbij geen levensgevaar ontzag was reeds de eerste der maand gebleken, toen de luitenant der artillerie, waarvan boven sprake was, aan zijn zijde werd doodgeschoten. Marlborough kwam de 4e een bezoek aan het kamp brengen, waar hij bij Ouwerkerk het middagmaal gebruikte, om de vol gende morgen naar het leger terug te keren. De laatste en beslissende phase van het beleg was nu ingetreden. Deserteurs brachten gunstige berichten uit Oostende, n.l. dat de Fransen en Spanjaarden onenig waren, en zelfs verschillende malen op elkaar hadden geschoten, alsmede dat veel burgers met hun beste goederen uit de stad waren gevlucht en hun huizen aan 'het noodlot van den oorlog' hadden overgelaten. Des avonds bestormden 200 grenadiers, onder dekking van hevig vuur uit de in de voorste loopgraaf opgestelde handmortieren, de contrescarp, waar zij zonder al te zware verliezen - Marlborough schrijft van slechts twee doden en drie gewonden - op het glacis of, volgens Ouwerkerk, 'aan de palissaden'post vatten en'logeerden' d.i. zich ingroeven. De Europische Mercurius geeft een groter getal van verliezen, n.l. 12 doden en 42 gekwetsten, doch misschien zijn hiermee de totale verliezen van deze dag bedoeld1). In de morgen van de ^e deed de bezetting haar eerste en laatste uitval met 900 man, volgens Bowens 1300 man, om de belegeraars uit de des nachts vermeesterde post te verdrijven. Ouwerkerk ver haalt het verloop als volgt doch onse bataillons die in de trencheën zijn avanceerden aenstonts om te souteneren, en na eenigen tijt op malkander geschooten te hebben, sijn de vijanden geretireert sonder tot haar oogmerk te komen'. Onze verliezen bedroegen omtrent doden en gewonden (volgens de Europische Mercurius s doden en 33 gekwetsten). Het eerste werk was nu het bouwen van twee nieuwe batterijen op zeer korte afstand van de contrescarp, om de aanval op de achter het vermeesterde punt liggende lunet te kunnen voortzetten. Men begon hiertoe met het opwerpen, op een 230 m van de lunet, van een bresbatterij van 12 stukken, en links hiervan, en in strekking bijna loodrecht er op, van een batterij van 7 stukken en twee mor tieren, welke diende om het ravelijn, dat de gracht vóór de lunet De aanval geschiedde uit den aard der zaak op het zwakste punt, n.l. daar waar de contrescarp aan de duinrand aansloot. Op dezelfde plaats was de aanval gericht bij het beleg van 6 tot 24 Au gustus i74£. 87

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1959 | | pagina 111