flankeerde, onder vuur te nemen. Tevens werd in het 'logement' op
het glacis een reeks van handmortieren opgesteld. Het grote voor
deel van de 'Coehoornmortier' toch was, behalve het gemakkelijke
transport, dat zij geen plaats innam en derhalve letterlijk overal
bruikbaar was.
Intussen maakten de Fransen, die tot nog toe bij Veurne hadden
gestaan, een voorwaartse beweging. Misschien waren zij verwittigd
van het naderend einde en hoopten zij, door althans een blijk van
hun tegenwoordigheid te geven, het beleg nog enige tijd te rekken.
Met een vier bataljons infanterie en 6 regimenten cavalerie legerden
zij zich aan de Zuidzijde van de haven van Nieuwpoort, waar zij een
batterij begonnen op te werpen. Mogelijk ook geschiedde dit slechts
met defensieve bedoeling, om na de inneming de insluiting van
Nieuwpoort te beletten. In allen gevalle had deze beweging geen in
vloed op de duur van het beleg.
In de morgen van de 6e juli werd de chamade geslagen.
Na het wederzijds uitwisselen van 'ostagiers' en enige onder
handeling werd de capitulatie nog dezelfde avond getekend, en de
volgende morgen 3 uur de Nieuwpoortse poort in handen der ge
allieerden gesteld. De voornaamste bepaling was, dat het garnizoen
met zijdgeweer en bagage zou uittrekken, doch onder voorwaarde
van in zes maanden niet tegen Karel iii of de 'Hooge Geallieerden'
te dienen. De 8e had de uittocht plaats van de zes Franse regimenten,
nog in zeer goede staat en tezamen ongeveer 2400 man sterk, naar
Duinkerken, van de twee Spaanse of Waalse en de dragonders te
voet langs de kortste weg (gelijk in de capitulatie was bedongen) naar
Bergen in Henegouwen, onder een geleide van dertig ruiters. Deze
laatste troepen zijn echter bijna alle 'gedebandeert en weggegaen'
zodat er, zoals wij lezen, van de omstreeks 600 man nauwelijks 100
overbleven. De luitenant-generaal Sparre werd voorlopig gouver
neur, met vier Nederlandse bataljons als garnizoen.
Met de stad werden afzonderlijke voorwaarden bedongen, waar
van de voornaamste was de erkenning van Karel iii als koninghet
behoud der voorrechten en privilegiën werd beleefdheidshalve ter
beslissing van de nieuwe souverein gelaten. De erkenning van alle
contracten en schulden werd toegestaan voor zover zij vóór het beleg
ontstaan waren. Men vond in de stad £0 metalen en 40 ijzeren stukken.
Daar volgens de capitulatie wapenen en vaandels moesten worden
afgelegd, vielen (van acht regimenten infanterie en 4 compagnieën
dragonders) 24 vaandels en één standaard de overwinnaars in handen.
Men had dus in deze tijd gemiddeld drie vaandels bij de regimenten
infanterie in plaats van, als voorheen, één bij elke compagnie.
88