Een voorstel van geheel andere aard kwam van de zijde van keurvorst Maximiliaan. Deze, thans uit zijn tweede hoofd stad verdreven, had in het militair-diplomatieke spel de slechtste kaarten. Kwam het tot onderhandelen over vrede, dan was van Oostenrijkse zijde voor hem geen consideratie te verwachten, en ten opzichte van Frankrijk zou hij afhankelijk zijn van erkentelijkheid voor eens bewezen diensten, een deugd die in politieke zaken steeds laag ge noteerd heeft gestaan. Liever zocht hij zijn heil bij de zeemogend heden. Omstreeks half Juni wendde hij zich door een vertrouwd tussenpersoon tot Marlborough met het aanbod, de Franse zijde te verlaten, tegen belofte, bij eventuele vredesonderhandelingen hiervan was in deze tijd voortdurend sprake - de teruggave van het thans door keizerlijke troepen bezette keurvorstendom Beieren te zullen bedingen. Marlborough boodschapte de zaak aan de raadpensionaris (19 Juli), die op zijn beurt, natuurlijk zeer in het geheim, enige rege ringspersonen polste. Ook deze waren van gevoelen, dat men op het voorstel moest ingaan. De gedeputeerde Renswoude zou met Marlborough de verdere besprekingen op zich nemen. Voor de keurvorst ging het er om, zich van Bergen, Namen en enige andere plaatsen waar Beierse en Keulse troepen lagen, meester te maken, zich dan voor de geallieerden te verklaren, en de vestingen in zijn bezit te houden totdat de zeemogendheden de terugkeer in zijn keurvorstendom zouden hebben bewerkt. In Juli en Augustus werd over het plan onderhandeld. Aanvanke lijk had Marlborough goede hoop op succes, doch reeds de 10e Augustus schrijft hij aan Heinsius, dat Maximiliaan gaarne tot een accoord wil komen, maar blijkbaar niet bij machte is, te volbrengen wat de geallieerden van hem verwachtten, d.i. zich van de steden in kwestie meester te maken. Aan de oprechtheid van de keurvorst schijnen Marlborough en Heinsius dus niet getwijfeld te hebben. Ook Goslinga verzekert, dat er geen twijfel aan kon bestaan, dat de aanbiedingen oprecht gemeend waren. Desondanks kwam men niet tot resultaat, en begin September kan men wel zeggen, dat het plan practisch van de baan was. De keurvorst gooide het nu over een andere boeg, en kwam met vredesvoorstellen, namens of althans met toestemming van het Franse hof. Of de Fransen van de voorafgegane verraderlijke aan biedingen de lucht gehad hebben, blijkt niet, doch van de nieuwe voorstellen zegt Marlborough 'What France shall send by him, in my opinion is only meant for to amuse that Prince, they being 92

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1959 | | pagina 116