Het zou echter nog enige tijd duren eer met het beleg een aanvang kon worden gemaakt. Grote moeilijkheden leverde het transport der artillerie op, die van Gent over de Lys moest worden vervoerd. Te Gent regelde Geldermalsen, die aldaar de 19e was aange komen, de transporten. De Fransen hielden echter de sluizen te Meenen gesloten, zowel om de omtrek onder water te zetten als om de waterstand beneden de stad te doen dalen. Dientengevolge moest de artillerie met toebehoren ongeveer bij Vive St. Eloy worden ont laden en verder over land vervoerd. Hiertoe werden 600 wagens, elk met drie paarden, ontboden, te verschaffen door de te Gent residerende gedeputeerden van de Vier Leden van Vlaanderen. Trekpaarden voor het geschut werden verschaft door het leger te Helchin en dat van Salisch. Er waren niet minder dan 102 kanon nen en mortieren te vervoeren, waarbij voor een vier-en-twintig ponder op 17 tot 20 paarden moest worden gerekend. Met de zorg voor het ontschepen en het vervoer over land belastte zich de kwar tiermeester-generaal Ivoy; voor beveiliging de brigadier Rantzau, die de 2 ie met vijf bataljons en een gelijk aantal eskadrons te Kortrijk werd gestationneerd. De 2^e werden nog drie bataljons uit het leger gedetacheerd om te helpen bij het ontschepen en het marsvaardig maken van het geschut. Vooral waar het gaat om 24-ponders, een kanon, zwaarder dan onze vroegere 1 cm lang 24' is dit dan ook een zaak, die men zich niet te gemakkelijk moet voorstellen. In de eerste dagen van Augustus kwam de artillerie, waarbij thans ook die uit Coblenz, in transporten van stukken in het kamp voor Menen. De belangrijke functie van commandant der artillerie bij het beleg was wederom in de beproefde handen van de kolonel Yssel, blijk baar intussen van zijn verwonding genezen1). De tijd, welke verstreek voor de aankomst der artillerie werd gebruikt voor het opwerpen ener circumvallatielinie rondom het kamp voor Meenen. Zij werd nodig geacht om de legerplaats te dek ken tegen aanvallen van cavalerie uit de naburige vijandelijke ves tingen: Rijssel, Doornik en Ieperen. In verband met de op ongeveer drie uur gaans geschatte lengte meende men voor het werk of 6 dagennodigte zullen hebben. Tevoren had Rantzau te Kortrijk reeds een kleine 4000 pioniers en 2^0 wagens bijeengebracht, waarmee aanstonds aan het opwerpen der linie werd begonnen. Bij nader in zien bleek echter de lengte groter te moeten worden, n.l. vier uur gaans; het aantal op te roepen boeren werd dan ook uitgebreid, zelfs tot 9000 man. Een nieuwe reden tot vertraging was gelegen in 9S x) Murray III, 14 vlg., 19, 2£, 26, 29; Ivoy aan Heinsius, Gent 1 Aug. 1706 (Heins. arch. 1098).

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1959 | | pagina 119