een met wat in vestingbouwkunde als 'de eerste manier' van Vauban bekend staat. De omtrek der stad werd voor ongeveer de helft door onder waterzetting gedektop dit gedeelte was aan de vestingwerken minder zorg besteed. Op de meer bedreigde fronten bestonden zij uit een gebastion- neerde hoofdwal, grote, van katten voorziene bastions met gebogen, op de tegenoverliggende face gerichte flanken, gedekt door orillons vóór de courtines een lage voorwal of fausse-brayeeen grotendeels droge gracht met in het midden een ondiepe z.g. cunette; ravelij nen, waarbinnen een reduit met gracht, het geheel omringd door een bedekte weg met glacis, inspringende wapenplaatsen en tra versen. Hoofdwal, ravelijnen, reduits, en fausse-brayes waren, even als de buitengrachtsboorden, van bekledingsmuren voorzien of 'ge- revêteerd'. Het is juist de uitgebreide toepassing van muren - bij de hoofdwal plachten zij een hoogte van 8 a i o m te bereiken - die de Franse vestingwerken in vergelijking met de Nederlandse zo kost baar maakte1). Het Zuidelijk frontier werd gedekt door onderwaterzetting uit de Lyseen droogblijvende strook hierin bevond zich alleen langs de weg naar Rijssel, waar dan ook een hoornwerk en andere fortificaties waren aangelegd. Ten Noorden van de stad liep het riviertje de Gheluwe, dat, met zijn geïnundeerde of althans moerassige oevers, hinderlijk kon zijn. Aan de stadzijde van de Gheluwe bevonden zich enige kleine buitenwerkjes, die geen noemenswaardige rol hebben gespeeld. Als een gebrek aan de vesting wordt genoemd de slechte kwaliteit van het metselwerk en weinige samenhang van de aarde van de wal len, waarvoor mul zand uit de gracht was gebruikt. De kans bestond zodoende, dat bij het bresschieten grote steen- en zandmassa's zou den afstorten, de gracht vullen en de bres beklimbaar maken, welk geval zich inderdaad tijdens het beleg heeft voorgedaan. De bezetting mocht toereikend worden genoemd, n.l. 12 batal jons en 3 eskadrons bereden dragonders, tezamen een ^ooo man. De commandant was de luit.-generaal de Caraman, die in het vorig jaar op zo uitstekende wijze de terugtocht had geleid na het forceren 97 Over Meenen: P. Lazard, Vauban', Parijs 1934, p. 164, 289, 239; met een beschrijving van het eerste tracé van Vauban (p. 374 vlg.). Over de nadelen van de bevestigingswijze van Vauban: Coehoorn, 'Nieuwe Vestingbouw op een natte of lage horizont', Leeuwarden 1685, o.a. Cap. II: Van de Fransche of hedendaagsche methode van fortificatie'. Voor de kennis der vroegere vesting bouw en belegeringskunst, zij in het algemeen naar de oudere werken over deze materie verwezen. Wij noemen slechts: J. K. H. de Roo van AlderwereltDe vestingoorlog en de vestingbouw in hunne ontwikkeling beschouwd', Den Haag, 1862.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1959 | | pagina 121