regeling en samenwerking, zodat zij het moreel der bezetting ten goede kwam. Hoezeer de lezingen van een zelfde gebeurtenis kunnen verschil len ziet men weer eens bij vergelijking van bovenstaande, aan een Frans journaal ontleende, voorstelling met die van de Europische Mercurius, die als volgt luidt: 'Den eersten Augustus vatte een capitein met zestig man post, bij een molen digt bij de stad; de vij anden vielen met verscheide plottons uit, om hem te verdrijven; doch de Ridder Tas, Majoor van 't Regiment van Chanclos, ge reed zijnde om hem te ondersteunen met de Piquetwagt, kwam zo wel te pas, dat men verscheide van de vijanden doodde, en d'overige hals over kop terug dreef'DeRidder T as heet voluit Jean de Costereau Puissieux, Baron de Velpe, Chevallier d'Assche. De brieven van Salisch en van de gedeputeerden maken geen gewag van het gevalx)- De 28e Juli waren intussen de gedeputeerden Goslinga en van Collen in het kamp gekomen, de 29e ook Geldermalsen Cuper en Renswoude bleven te Brussel, waar politieke en andere, meer aangename, bezigheden hen in beslag namen. Het serieuze werk kon eerst beginnen als de loopgraven werden geopend Men was voornemens geweest, dit te doen in de nacht van 29 op 30 Juli; daarna zou het 1 Augustus worden. Men besloot echter, met het oog op de sterke vijandelijke krachten welke bij Rijssel en Ieperen waren gesignaleerd, eerst de circumvallatie te voltooien. Ook vond Salisch achteraf zijn 32 bataljons een te gering aantal om behalve de dienst in de attaques ook nog de bewaking van de circum vallatie te verrichten. Aan Marlborough werd dus om versterking gevraagd, en in afwachting van een onderhoud, dat de 4e te Kortrijk met de hertog plaats had, zond deze reeds de 3e nog zes bataljons uit het grote leger, hoewel hij deze node afstond, wegens de berichten welke binnenkwamen omtrent de concentratie van vijandelijke strijdkrachtenenerzijds onder de keurvorst tussen Ath en Cambron, anderzijds onder Vendome in de streek van Douay. De noodzakelijk heid zou zich daarom kunnen voordoen, het leger te splitsen, en in dit geval vreesde Marlborough ernstig, troepen te kort te zullen hebben. Daarbij kwam nog dat Meredyth 'adviezen' had ontvangen van een op handen zijnd tweede secours voor Dendermonde en om versterking vroeg. Hieraan voldeed de hertog door een Spaans bataljon uit Antwerpen te zijner beschikking te stellen 2). 99 9 Eur. Mere. 137, vgl. Pelet VI-337, 338. Enige kleine uitvallen worden nog genoemd bij Rousset, p. 232 vlg. 2) Goslinga aan Heinsius 2 Aug. (Heins. arch. 1093); Murray III-38, 39 vlg.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1959 | | pagina 123