ketten begon te heersen, doordat er veel bij het schieten waren gesprongen of anderszins onbruikbaar geworden. Er waren er, naar bericht wordt, nog slechts 300 over. Vermelding verdient, dat het kamp deze dag vereerd werd met het bezoek van Marlborough, die, in gezelschap van niemand minder dan de kroonprins van Pruisen, de latere 'soldatenkoning' Frederik Willem i, en Johan Willem Friso de loopgraven en verdere bezienswaardigheden kwam bezichtigen. Des avonds ver trokken de hoge bezoekers weer, na het middagmaal bij Salisch te hebben gebruikt. Het aflopen van het water bracht ook het ravelijn, dat de sluis dekte, in een gevaarlijke toestand. Tegen dit werk openden derhalve de belegeraars in de morgen van de 1 3e het vuur met een inmiddels gebouwde batterij van 13 stukken. Reeds de 14e werd gemeld, dat zij hadden 'achevé de raser eet ouvrage'. Blijkens bestaande plans werd bres geschoten in de linkerface van het ravelijn, wat te be denkelijker was omdat deze vanuit geen punt der vesting afdoende kon worden bestreken. In de loop van de 13e kwam de derde parallel gereed. Van hieruit begonnen thans de belegeraars op vier plaatsen te sapperen naar de uitspringende hoeken van de contrescarp, onder bescherming van een regen van bommen, handgranaten en stenen uit een groot aantal Coehoornmortieren, welke zij in de derde parallel opstelden. De Fransen bleven het antwoord niet schuldig en wierpen van hun kant flink met handgranaten uit de bedekte weg. Bij het ravelijn aan de Fys plaatsten de aanvallers hun schanskorven reeds op twaalf meter van de palissaden. Ook mineerden zij in het glacis, waarin de Fransen reeds enige mijnen hadden aangelegd. De verliezen namen aan weers kanten toein de nacht van 13 op 14 Augustus vielen aan geallieerde zijde 13 doden en ruim 80 gewonden. De 14e werd de kapitein van Ginkel, zoon van de in 1703 gestorven graaf van Athlone, door een musketschot gevaarlijk aan het hoofd gewond. Verder werden de Munsterse generaal-majoor Elberveld en nog een kapitein van Fa- gel gewondde graaf van Waldeck kreeg, naar wij lezen, een wond aan de schouder, en de adjudant van de prins van Sonderburg ver loor een arm. Het begon thans ernst te worden. Overlopers deden verhalen van de in de stad aangerichte deerlijke verwoesting, en alles wees er op, dat de laatste, beslissende phase thans snel naderde. De i^e kwamen Ouwerkerk en Johan Willem Friso uit het leger over om de werken te bezichtigen; eerstgenoemde rapporteerde dat de sappen aan de rechter attaque op twee 106

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1959 | | pagina 130