plaatsen tot 8 pas van de kruin van het glacis waren gevorderd x). Het slecht geflankeerde ravelijn bij de sluis liep onder deze om standigheden ernstig gevaar. De Fransen hielden dan ook rekening met het aanstaand verlies van dit werkzij brachten een retranche- ment aan in de binnenruimte, een mijn onder de bres, en schiet- sleuven in de nabijzijnde courtine om zonodig de binnenruimte te kunnen bevuren. In de bedekte weg echter boden de Fransen heftige tegenstand. De overmachtige Nederlandse artillerie kon zich, van haar achter waartse opstelling uit, moeilijk doen gelden, nu de partijen op zo korte afstand van elkaar lagen. Dientengevolge vorderden de sappen slechts langzaam. Zo konden de sappeurs in de nacht van 16 op 17 Augustus bij de saillant van de bedekte weg vóór het bastion Wer- vik niet meer dan vijf of zes gabions plaatsen; elders waren de vorderingen niet veel groter. De vrees bestond, dat het beleg langer gerekt zou worden dan met het oog op de nog voor verdere onder nemingen beschikbare tijd toelaatbaar was. Evenals indertijd voor Keizersweert deed de vraag zich voor, of men de bedekte weg maar niet, zij het ook ten koste van de nodige mensenlevens, gewapender hand moest 'emporteren'. Het was blijkbaar met het oog op deze vraag, dat Marlborough de 17e in het kamp verscheen, zich op de hoogte stelde van de stand van zaken, en vervolgens krijgsraad hield met Salisch, de gedeputeerden, en de luitenant-generaals. Tot de bestorming werd besloten, en het tijdstip bepaald op de avond van de volgende dag. Aan de rechter attaque zou de aanval geleid worden door de luite nant-generaal Schults, die onlangs de bestorming van Ramillies had aangevoerd, en onder deze Pallandt en Schwarzel; bij de linker werd het bevel opgedragen aan Orkney, onder wie Villates en de hertog van Argyll. Het eerste echelon bestond als gewoonlijk uit 'gecommandeerden' van verschillende regimenten; bij de rechter attaque 300 grenadiers en 300 fusiliers, bij de linker 200 grenadiers en 200 fusiliers. Daarna volgde de hoofdmacht van 9 bataljons, n.l. de Hollandse van Fagel, Vegelin, Pallandt en Ranck, de Schotten van Lau der, de Engelsen van Ingolsby, de Pruisen van Lottum en de Hann- Salisch aan Heinsius 12 Aug., I.e.Johan Willem Friso aan Amalia van Anhalt-Dessau 14, 16 Aug. (Kon. Huisarchief 2017 I). De 12e waren de bezoekers niet verder geweest dan de eerste parallel; de 1 ge waagde de prins zich, tegen de raad van Ouwerkerk en de gedeputeerden, in de tweede en in de sappe naar de derde parallel, waaraan men nog bezig was te graven. Een ingenieur gaf de nodige explicatie. Reeds de 12e waren de loopgraven tot 2g pas van de contrescarp genaderd. De bestorming werd nog uitgesteld omdat men vermoeden had van mijnen onder het glacis (Verbaal ged. te velde 18 Aug., I.e.). I 07

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1959 | | pagina 131