De 2^e had de uittocht plaats; vijf Hollandse bataljons kwamen in bezetting, onder commando van de generaal-majoor van Wel- deren. De verliezen der belegerden tijdens het beleg bedroegen, volgens het Franse journaal, aan officieren 13 doden en 49 gewonden, aan onderofficieren en soldaten 5A0 doden en 802 gewonden. Aangaande die der geallieerden luiden de opgaven verschillend (zie Bijlage 21). Een staat, aanwezig in het Amsterdams gemeente archief, en welke gebruikt is door de samensteller der Europische Mercurius, geeft 431 doden (vijf ingenieurs inbegrepen) en 1701 gewonden, over de tijd van 4 tot en met 21 Augustus, dus sinds het openen der loopgraven. Salisch d.e.t. zendt, als bijlage bij zijn brieven aan de Staten-Generaal en aan Heinsius van 26 Augustus, een lijst in der verliezen sedert de insluiting der stad, welke lijst een totaal geeft van 38 3 doden en 2024 gewonden. Het aanmerke lijke verschil zou dus zijn verklaring moeten vinden in de verliezen van 23 Juli tot 4 Augustus, doch aan de hand der beschrijvingen, ook van Franse zijde, kan men een aantal van pl.m. 130 doden en 320 gewonden in deze tijd onmogelijk thuis brengen1). In de stad werden 3 metalen stukken en 6 mortieren aangetrof fen, benevens 810 tonnen kruit en 387 dubbele tonnen met kogels (volgens de Europische Mercurius 162 000 pond kruit en 77 400 musketkogels). Ook Meenen maakte dus geen uitzondering op de regel, dat een beleg eindigde met de val van de bedekte weg. Als excuus gold in dit geval de wens om het garnizoen voor het veldleger te behouden. De uitvallen hadden niet bijster veel te beduiden, en werden niet krachtig doorgezet. Zien wij echter naar de sterk overmachtige Nederlandse artillerie, de verwoestingen in de stad, het tot het laatste toe volgehouden geschutvuur der verdedigers, en vooral de vastberaden tegenstand, welke in de bedekte weg werd geboden, dan kan men getuigen, dat de verdediging zeker niet oneervol is ge weest en onder krachtige leiding heeft gestaan. Uit krijgskundig oog punt laten de voorhanden beschrijvingen echter nog verscheidene vraagpunten over. De tijding van het overgaan werd in Den Haag gebracht door de kapitein Salisch, neef van de gelijknamige generaal, de secretaris van Geldermalsen en de onmisbare Willem Vleertman, die elk 1) De door Salisch ingezonden staat in St.Gl. 3013a. Zie Bijlage 21De capitulatie in Eur. Mere. 144 vlg. De voornaamste gedrukte bronnen over het beleg zijnEur. Merc. 133-133, Rousset 231-237; van Franse zijde het journaal, bijgehouden door een der bevelhebbers in de stad, bij Pelet VI, SiS-SS^- H3

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1959 | | pagina 137