17 Augustus zou zijn voorgevallen. Marlborough liet die dag tal van 'ligtvaardige vrouwen' in het leger oppakken en vijf en twintig ervan zelfs geselen. De oorzaak van deze ongewone gestrengheid zou geweest zijn, dat het hier geen bona-fide lichtekooien gold, doch dat de Fransen hen in het kamp hadden gezonden, om de soldaten tot overlopen te ver leiden. DENDERMONDE EN ATH. Na de uittocht der Franse bezetting uit Meenen bleef het leger nog enige tijd ter plaatse tot het slechten der loopgraven en batterijen en het herstel, zoveel doenlijk, der bressen, wat met het oog op de nabijheid der Franse troepen wel nodig was. Tevens werden echter reeds beschikkingen gemaakt om eindelijk met het hinderlijke Den- dermonde af te rekenen1). Reeds de 24e Augustus wordt order gegeven aan de Groot-baljuw en schepenen van het Land van Waes om de 28e een grote hoeveel heid materiaal af te leveren te Lebbeke, ten Zuid-oosten van Dender- monde. Onder andere werden verlangd 11 034 fascines van 10 voet lang en een voet dik, 2784 saucissen van gelijke dikte, doch 18 voet lang, 1000 grote schanskorven of gabions, 49 709 piketten van vier voet lengte, 300 'claies' d.z. horden van 6 voet lang en 4,3 voet breed, elk met ja6 piketten, en 30 wagens. De artillerie en het verdere materieel werden ingescheept en stroomafwaarts naar Gent gezonden. Voor zover nodig zorgde de ingenieur du Mee, van zijn kwetsuur blijkbaar genezen, voor verder transport naar Dendermonde. De 26e komen 3 bataljons en 3 eskadrons Paltsische troepen en een bataljon uit Oudenaarde voor de stad; de 27e de generaal Churchill, die het beleg zou commanderen, met 2 bataljons uit Brussel, en de 28e en 29e 6 bataljons en 7 eskadrons uit het leger; in het geheel dus 12 bataljons en 10 eskadrons, behalve de troepen van Meredyth, die de plaats nog steeds geblokkeerd hield 2). Of de stad binnen korte tijd zou vallen hing in hoge mate van het HOOFDSTUK VIII (Zie Schets nr. Beschrijving van Dendermonde: Cuper, Dagboek 130 vlg., cf. Eur. Mere. 227. 2) Murray III-103, 103.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1959 | | pagina 139