Middelerwijl waren reeds de nodige maatregelen getroffen voor
de aanvoer der artillerie en der materialen. Het voor Dendermonde
gebezigde geschut was waarschijnlijk reeds dadelijk na het overgaan
dier stad naar Gent teruggebracht. Vandaar werd de gehele artillerie-
trein in twee grote transporten 13 en 14 September stroomop
waarts naar Oudenaarde overgebracht, om verder over land te
worden vervoerd. Voor beveiliging tegen aanslagen uit Doornik
zorgde de brigadier Arend Jan van Keppel met 3 bataljons en even
zoveel eskadrons, welke de 12e te Oudenaarde moesten zijn. Ten
behoeve van het vervoer over land werden kanselier en Raden van
Brabant aangeschreven om te zorgen voor 900 wagens, elk met drie
paarden en voor nog 1000 paarden met tuigen om de artillerie te
vervoeren. De helft der paarden en wagens moest de 1 3e, de rest
de 18e te Oudenaarde zijn.
Voor het maken van de insluitingslinie en de verdere werken
moest het platteland 4000 pioniers leveren, die de 16e met gereed
schap te Grammont moesten zijn. Voorts moesten geleverd worden
200 000 fascines, 400 000 palen, 1000 sleggen en 20 000 schans
korven van verschillende soort. Dit alles vóór of op de 18e te depo
neren op een nader aan te geven plaats in de nabijheid van Ath.
Zonodig wilde Marlborough voor het vervoer der artillerie nog
paarden uit het leger beschikbaar stellen. Bij het ontschepen en
marsvaardig maken van het geschut en het laden der wagens werd
assistentie verleend door soldaten van Chanclos, die te Ouden
aarde het bevel voerde1).
Vendome was reeds terwijl Dendermonde nog werd belegerd
herhaaldelijk verwittigd dat de volgende onderneming Ath zou gel
den. Hij had dan ook ter versterking van de artillerie, 10 kanonnen,
6 mortieren en go 000 pond buskruit in de stad gezonden. Tevens
had hij drie Spaanse bataljons zekerheidshalve doen aflossen door
twee Franse, zodat er toen vijf bataljons, w.o. één Zwitsers, of 2100
man in garnizoen waren.
Voorts was hem bekend, dat de ^e go schepen, met artillerie
geladen, uit Gent te Oudenaarde waren aangekomen. Nederlandse
bronnen maken van deze zending geen gewag; vermoedelijk gaat
het hier om artillerie, die wel voorMeenen, doch niet voor Dender
monde is gebruikt, en vast vooruit werd gezonden.
Zoals reeds boven werd medegedeeld, achtte de maarschalk zich
in staat, tegen de 16e een veldleger van ongeveer 90 bataljons
en 180 eskadrons met 80 kanonnen te kunnen uitbrengen, en daar
119
Murray III, 127-129, 134.