het open terrein ten Oosten van Ath, naar de zijde van Cambron geschikt was om met zijn overmachtige cavalerie te ageren, vroeg hij dienaangaande de 6e de orders van de koning. Merkwaardig is hierbij, dat hij, de inzichten van zijn meester ongeveer kennende, niet de schijn op zich wil laden van op een slag aan te dringen. 'Je supplie sa majesté', zo schrijft hij, 'de croire que ce n'est point par en vie d'agir que je lui fais ce détail; mais j'ai cru le devoir faire, afin qu' elle soit instruite pour prendre le parti qu'elle jugera a propos'. Reeds een dag later antwoordde de monarch, dat hij onder de huidige omstandigheden een slag wenste te vermijden, dat VendÖme zich er toe moest bepalen, de vijand met alle middelen het leven te bemoeilijken ('fatiguer les ennemis') en Ath van het nodige gar nizoen te voorzien, met de stilzwijgende bedoeling, de veste verder aan haar lot over te laten. Tot de 16e September bleef VendÖme nog in zijn kamp achter de Deule. Eerst toen omtrent de eerstvolgende onderneming der geal lieerden geen enkele twijfel meer bestond, brak hij, op genoemde datum, op en marcheerde over Rijssel naar Pont a Tressin aan de Marcq; de volgende dag naar St. Amand aan de Scarpe, waar het hoofdkwartier werd gevestigd. Een kamp werd betrokken vandaar tot aan Hollain aan de Schelde. Reeds de 19e werd een nieuwe stelling betrokken, meer Ooste lijk, thans achter de rivier. De rechtervleugel kwam te Fresnes bij Condé, de linker bij Locron, dicht bij de samenvloeiing van Schelde en Scarpe. Het hoofdkwartier bleef te St. Amand. In het nieuwe kamp kwamen j£ bataljons en 92 eskadrons, dus iets meer dan de helft der ruiterij. Het overige werd in de naburige vestingen gelegd. Het motief hiervan was, ie de voorziening met paarden voer te ver gemakkelijken, en 2e volgens de wens des konings de vijand vanuit verschillende richtingen met cavalerie te kunnen verontrusten en aldus de belegerden althans enige indirecte bijstand te geven1). Dit was wel nodig, aangezien de bezetting zeker niet overdadig sterk mocht heten. Het bevel over het garnizoen voerde de Franse brigadier St. Pierre gouverneur der stad was de Zuidnederlander Spinola, graaf van Bruay. Overigens mocht Ath tot de sterke vestingen worden gerekend. Tijdens de z.g. devolutieoorlog van 1667 was zij door de Fransen in genomen, die haar tot de Nijmeegse vrede behielden. In die tijd was zij door Vauban gemoderniseerd. De vestingwerken waren dan ook, evenals die van Meenen, van het type van het 'eerste tracé van Vau- x) Pelet VI, 117-123; Eur. Mere. 229. I20

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1959 | | pagina 144