ban'echter iets minder modern. Zo had men hier rechte in plaats van, als bij Meenen, gebogen flanken, en voor de courtines een voor wal of contregarde zonder z.g. tweede flank. In tegenstelling tot de toestand bij Meenen was het voorterrein overal begaanbaaralleen langs de Dender en de Mefle waren de oevers door opstopping over een geringe breedte onder water gezet. Uit deze riviertjes kwam ook, door een tweetal sluizen, het water in de stadsgrachten. In 1697 was Ath nogmaals door de Fransen, n.l. door Vauban, onder opperbevel van Catinat, ingenomen, doch bij de vrede van Rijswijk teruggegeven. Dit laatste beleg is in de geschiedenis der belegeringskunst vermaard gebleven als het eerste, waar systematisch het beruchte ricochetschot werd toegepast en wel met zoveel uit werking, dat de val der stad er grotendeels aan wordt toegeschreven. Voor de niet ter zake kundige lezer zij medegedeeld, dat deze strijdwijze bestond in het opstellen der batterijen juist in het ver lengde der bastions- en ravelijnsfacen, die dus werden geënfileerd. Flierbij werd met enigszins verminderde lading, dus gekromde baan geschoten, zodat de kogel over de borstwering heen op de walgang terecht kwam, waarbij de uitwerking door een of meer malen op springen (ricochetteren) werd vergroot. Flet ricochetteren, karak teristiek voor de aanvalswijze van Vauban, vereiste, vooral bij stompe saillanten, een zeer grote zijdelingse uitbreiding der paral lellen en batterijen; bij de geallieerden, in de school van Coehoorn opgevoed, was een meer geconcentreerde opstelling der artillerie gebruikelijk. Reeds bij Oostende en Meenen zagen wij hiervan de voorbeelden. Anders dan in de tijden van Maurits en Frederik Hendrik, wier troepen in verschillende 'kwartieren' legerden, ieder op zich zelf versterkt en door liniën verbonden, vormden in deze tijd de kampen een wijde cirkel, op ongeveer 3000 pas van de buitenwerken, en waarin afdelingen infanterie en ruiterij elkaar regelmatig afwisselden. Ook het kamp rondom Ath was op deze wijze ingericht. Slechts gedeeltelijk werd het door een circumvallatielinie omgeven n.l. aan de Zuid- en Zuidoostkant, waar het terrein zulks het meest wenselijk maakte1). De 16e arriveerde de laatste bezending geschut te Oudenaarde, x) Voor de aanvalswijze van Vauban zie men de hoogst instructieve plaat bij Rousset (T.II nr. 30), eveneens bij De Vrijer, Dl. III, waar zowel de Franse werken van 1697 als de Nederlandse van 1706 zijn weergegeven. Voor de inrichting van het kamp en de samenstelling van het insluitingsleger de plaat bij Fricx. Id. bij Lamigue: 'Het leven van Johan Willem Friso' bij p. 202. Reeds door Lod. XIII was in de instructie der gouverneurs opgenomen, dat een vesting niet mocht worden overgegeven voor er een bres was in de hoofdwal, en verscheidene stormen waren af geslagen. Lodewijk XIV zendt 6 April 1705" een rondschrijven aan de gouverneurs en commandanten, waarin I 2 I

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1959 | | pagina 145