deels gedemonteerd, zodat de Fransen nog slechts met één stuk,
naar het heet een 36-ponder, vuurden.
Aangaande de activiteit der Franse cavalerie van buiten bemerken
wij niet bijster veel. De 2^e echter, zo wordt bericht, werd een
convooi van S5o wagens met krijgsbehoeften tussen Oudenaarde
en het kamp door een tweehonderdtal huzaren en dragonders aan
gevallen. Zij werden wel spoedig verdreven, doch bij deze gelegen
heid sprong op een der wagens een bom, die twee met buskruit ge
laden wagens in de lucht deed vliegen. Gelukkig bleven verdere
rampen uit. Men dacht aan kwaadwilligheid, want sabotage was in
die tijden geen onbekende zaak1).
In de nacht van 2 op 2 6 September openden de geallieerden vanuit
twee plaatsen der tweede parallel de dubbele sappe naar het glacis, n.l.
bij de rechter halve tenaille voor de poort van Bergen en bij het rech
ter ravelijn. In die van 2 7 op 2 8 September stelden zij in de genoemde
parallel het nodige krombaangeschut opvolgens de kaart bij Rousset
een batterij van 6 houwitsers en drie, elk van 4 mortieren, welke tot
taak hadden, het vuur uit de bedekte weg te onderdrukken.
Door kleine, verrassende uitvallen trachtten de verdedigers het
sapperingswerk te verstoren. Zo deden de 26e, des morgens 10 uur,
dertig grenadiers een dergelijke uitval tegen de sappe van de linker
attaque, waarbij zij enige gabions omver wierpen, en twee man ver
loren. Dezelfde morgen het was een Zondag herdachten de bele
geraars in hun kamp de overwinning bij Turijn met gebeden en dank-
zegging, en des namiddags werd de zegepraal gevierd met drie
vreugdesalvo's van geschut en 'musketterij'.
In de nacht van de 27e op de 28e waren de aanvallers zover, dank
zij aanhoudend werpen van bommen, granaten en stenen in de be
dekte weg, dat zij zich op drie plaatsen op het glacis hadden vast
gezet. Niettemin vorderden zij slechts langzaam, en de Franse tegen
stand nam in verbetenheid toe met elke meter, die de belegeraars
moeizaam voorwaarts kwamen.
Met handgranaten bestookten de Fransen de sappeursen met haken
trokken zij de schanskorven omver, die dezen tot dekking aan het
hoofd en aan weerskanten van de sappe plaatsen. De sappeurs, zo
verhaalt het Franse journaal, hielden de schanskorven aan de andere
kant vast, maar geweervuur en handgranaten dwongen hen, los te
laten. Men kan zich uit deze details een voorstelling maken van de
wijze waarop de tegenstanders elkaar in dit stadium van de strijd het
terrein betwistten.
z) Cuper, Dagboek ijj.
126