kerk, een zoon van de veldmaarschalk. Dit geschiedde, zo verhaalt Cuper, door het springen van een bom, die zes man doodde en ande ren nog armen of benen kostte. Van Franse zijde wordt bericht, dat vanuit de twee inspringende wapenplaatsen der bedekte weg geslaagde tegenaanvallen door troep- jes grenadiers werden gedaan op de gemaakte logementen. Het succes kan echter niet groot zijn geweest, want Ouwerkerk be richt nog dezelfde dag kort en goed, dat de aanvallers 'meester zijn' van de bedekte weg, waaruit men mag afleiden, dat ook de wapen plaatsen onhoudbaar waren geworden, gedomineerd als zij werden vanaf de kruin van het glacis. Niettemin bleef de vijand zich 'seer obstinaet' verdedigen, en het scheen dat hij niet zou capituleren al vorens een dam in de gracht van de hoofdwal zou zijn gelegd, waar mee zeker nog enige dagen gemoeid zouden zijn. Gelukkig zou het echter zo ver niet komen. In de nacht van de 30e zetten de aanvallers aan de linker attaque hun loopgraaf over het glacis voort tot aan de voet van de contre- garde van het bastion Luxembourg. Tevens werden toebereidselen gemaakt om een batterij op te werpen op de uitspringende hoek van de bedekte weg. De volgende dag, 1 October, werden de loopgraven op het glacis aaneengevoegd, uitgezonderd het gedeelte tegenover de wapen plaats recht voor de Bergense poort, die nog in 's vijands handen was, en van waaruit een hevig vuur de aansluiting verhinderde. Het gevaarlijke punt was echter voor de verdedigers de linkerface van het bastion Luxembourg. Wel werd zij bestreken door de rechterflank van het nevenbastion, doch het geschut, op dit bastion in de open lucht opgesteld, zal waarschijnlijk afdoende zijn gedemonteerd zowel door de bommen als door het vuur van de over de Dender tegenover deze flank opgeworpen batterij twaalf ponders. In allen gevalle besloot de in de stad gehouden krijgsraad, om vijf uur des namiddags de chamade te slaan, nu men nog mocht hopen, gunstige voorwaarden te kunnen bedingen. Na het wisselen van 'ostagiers' stelden de Fransen vrije aftocht met krijgseer voor, als bij Meenen; Ouwerkerk weigerde dit en eiste overgaaf met krijgsgevangenschap voor het garnizoen. St. Pierre brak daarop de onderhandeling af, zeggende dat hij dergelijke voor waarden over drie dagen ook nog kon krijgen. De gijzelaars werden teruggezonden, en om acht uur begon het bombardement heviger dan ooit, en tegelijkertijd de voorbereiding tot het leggen van een damfascines en schanskorven werden in grote kwantums aange- 128

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1959 | | pagina 152