EINDE VAN DE VELDTOCHT Na de inneming van Ath rees de vraag, of er dit jaar verder nog iets zou kunnen worden ondernomen. Slechts een goede 20 km vei der lag Bergen; het was dus verleidelijk, de inneming dezer stad toe te voegen aan de reeks der reeds behaalde successen, temeer om dat de verovering het volgend jaar stellig heel wat meer moeite zou kosten. Marlborough voelde er dan ook veel voor. Reeds bij voor baat wierp hij echter de schuld op de Hollanders, ingeval de onder neming niet doorging. 'But the backwardness', schrijft hij de 27e aan Godolphin, 'I have found in some, even for this siege of Ath, makes me fear that they may create so many difficulties, that we shall be obliged to do nothing more after this siege is over; so I desire you will not speak of Mons, till you hear more from me'. Geen wonder, dat Coxe hier in aanleiding vindt, te schrijven .for Marlborough intended to close the campaign with the cap ture of Mons, had he not been restrained by the timid counsels of the Dutch Taylor vaart nog wat harder tegen de Hollanders uit, en ook het Oostenrijks stafwerk 'Prinz Eugen' heeft het over 'die Aengstlichkeit der General-staaten'. Gaan wij daarom even na hoe het geval zich heeft toegedragen. De 2e October, dus op de dag der capitulatie van Ath, stelde Marlborough een door Sparre opgemaakte memorie over het beleg van Bergen aan Geldermalsen ter hand, met verzoek, deze te willen bespreken met de andere gedeputeerden en de ter plaatse bekende generaals. Reeds de volgende dag evenwel schrijft de hertog aan verschil lende personen, dat van verdere ondernemingen geen sprake kan zijn wegens de ingevallen regentijd. Inderdaad was juist op de dag der overgave het weer omgeslagen. De 4e had daarop de bewuste bespreking plaats van de gedeputeerden met de generaals Fagel en Sparre. De gedeputeerden, niet wetende dat het beleg reeds van de baan was, opperden, ietwat onvoorzichtig, een reeks van bezwaren; het een meer gegrond dan het ander, doch waarvan men bezwaarlijk anders kan zeggen, dan dat de uitkomst de juistheid ervan heeft aangetoond. De generaals, in dit opzicht diplo matieker, lieten zich niet bepaald uit. De gedeputeerden namen zich voor, de kwestie met Marlborough, die zelf in het geheel niet op de zaak terugkwam, te bespreken, maar toen dit de 6e zou geschie- HOOFDSTUK IX 131

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1959 | | pagina 155