i o ooo man naar Pruisen zouden vertrekken en men hen voorlopig niet zou terugzien. De Staten wilden daarom de Pruisen tussen Maas en Rijn legeren, doch waren van oordeel dat het agio hier, op Duits grondgebied, geen zin had en vonden bovendien het door Lottum gevraagde bedrag voor brood en fourage te hoog, met het oog op het incompleet van diens troepen. Met de generaal viel te praten, doch deze was gebonden door zijn instructies uit Berlijn. Tenslotte regelde Marlborough op eigen verantwoording de winterkwartieren, waarbij de Pruisen tussen Maas en Rijn zouden legeren, nadat van weerszijden enige concessies waren gedaan. Op zijn gewone hoffe lijke wijze gaf hij hiervan de 21e kennis aan koning Frederik i en deze, hoewel anders niet gemakkelijk in dergelijke zaken, schijnt geen verdere moeilijkheden te hebben veroorzaakt1). De 22e October leverde een verrassing op; Marlborough ener- en de gedeputeerden anderzijds, ontvingen brieven van gelijke in houd, geschreven door keurvorst Maximiliaan namens Lodewijk xiv, met het voorstel, in stede van de tot nog toe gevoerde onder handse besprekingen over te gaan tot het openen van een vredes conferentie. Natuurlijk begrepen de geadresseerden, dat over een aangelegenheid van zo verre strekking elders dan in het legerkamp zou worden beslist, en de brieven werden dan ook, na bevestiging van ontvangst, aan de respectieve souvereinen doorgezonden. De gedeputeerden te velde hadden tenslotte geen al te belangrijke stem in het capittelvoor Marlborough stond de zaak anders. Over het Franse voorstel zou, gelijk van zelf spreek, nog veel te doen zijn; een beschrijving van de er op gevolgde diplomatieke verwikkelingen zou echter bestek en opzet van ons werk te buiten gaan. Merkwaardig is, dat de tussenpersoon, die het voorstel toelichtte en reeds voor- lopige mondelinge voorstellen overbracht, de zelfde was, die de keurvorst had gebezigd bij zijn indertijd gedaan voorstel, om naar de zijde der geallieerden over te gaan, n.l. de president van de Raad van Vlaanderen Sersanders de Luna 2). De 2^e werd, bij prachtig weer, een grote revue gehouden. Cuper, die in gezelschap van Marlborough, Ouwerkerk, Johan Willem Friso en zijn collega van Collen langs de gelederen reed, was opgetogen over de schitterende aanblik dier veelkleurige, krijgshaftige scharen, en niet minder over de uitstekende toestand, waarin mensen en paarden verkeerden na een veldtocht van zes maanden, met een bloedige slag en vier belegeringen. De volgende dag veranderde het leger van kamphet kwam thans b Cuper, p. 170; Murray IH-17^, 18!; V. 'tHoffnrs. 4j9, 462. 2) Cuper 179 vlg.V. 't Hoff nrs. 467, 468, 472-'Js, 79. 133

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1959 | | pagina 157