ten Noordoosten van Ath langs de weg naar Brussel, met de rechter vleugel te Ghislenghien, waar Marlborough zijn hoofdkwartier had, met de linker te Enghien. De reden dier verandering zal den kelijk op het gebied van fourage te zoeken zijn. Overigens mocht een dergelijke teruggaande beweging op dit tijdstip enigszins als een in leiding tot het vertrek naar de winterkwartieren worden be schouwd 1). De 2 e November verlaten de gedeputeerden het leger om naar Brussel, en vandaar na enige dagen naar Den Haag te vertrekken. De 6e maakt het leger zijn laatste mars naar St. Quintins Lennick, een i km ten Zuidwesten van Brussel, en 8 November gaan de troepen uiteen. Na uiterlijk 3^4 dagen konden allen in de winterkwartieren zijn, uitgezonderd de Pruisen, die wat verder moesten marcheren. De definitieve lijst der winterkwartieren was reeds 23 October in het leger ontvangen. Het totale effectief bedroeg zonder de Pruisen 13^ bataljons en 146 eskadrons. Sterke garnizoenen kwamen in Brussel, Leuven, Luik, Maastricht, Brugge, Gent en Damme. In Antwerpen, waar Terracina met een Spaans regiment de citadel bezette, slechts één bataljon, evenals te Dendermonde. Overigens waren de troepen vrij regelmatig verdeeld over de kortelings veroverde grensvestingen, Noord- en Zuidbra bant, Vlaanderen en in de Maassteden. De Denen lagen in Brugge, Damme en het Vrije van Brugge, de Engelsen merendeels in Gent en verder in de streek van Brugge en het Land van Waes. De Hollandse en Lriese gardes in Den Haag, resp. Leeuwarden; één bataljon lag nog steeds in Bonn. Tegelijk met de lijst der winterkwartieren werd (23 Oct.) ook die met de standplaatsen der generaals toegezonden. Volgens deze was Ouwerkerk de hoogst-bevelvoerende te Brussel, Tilly te Leuven, Salisch te Mechelen, Albemarle aan de Maas, met Luik als stand plaats en Murray te Kortrijk. Voorts bleef Pagel gouverneur van Sluis, Sparre van Oostende, Pallandt van Ath, Lauder van Hulst, van Welderen van Meenen. Te Gent voerde de luitenant-generaal Ingolsby het bevel, als commandant der Engelse troepen bij afwezig heid van Marlborough in Brugge de hertog van Wurtemberg als bevelhebber der Denen 2). Aan het versterken van Kortrijk en het herstel der vestingwerken van Meenen en Ath werd gedurende de winter ijverig gewerkt. Te Kortrijk was de generaal-majoor Murray hiermee belast, in samen werking met d'Ivoy. Het blijkt, dat de Staten van Vlaanderen zich x) Cuper 192, 194; St.Gl. 5013°. 2) De lijst der winterkwartieren o.a. bij Cuper, 184 vlg. 134

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1959 | | pagina 158