over hem beklaagden bij Marlborough, die beloofde, hun alle mogelijke genoegdoening te zullen geven. Waarover die klachten liepen, blijkt niet; wellicht hielden zij verband met de werkzaam heden en de hiertoe nodige vordering van wagens of pioniers. Overigens horen wij alleen te Brugge van moeilijkheden met het plaatselijk bestuur wegens, 'désordres et exactions' van de Denen. Ook rees hier het eeuwige geschil over de stadssleutels. De stadsre gering maakte aanspraak op het bewaren ervan, daar zij bij de capi tulatie het behoud der voorrechten en privilegiën had bedongen. Marlborough raadde de hertog van Wurtemberg tot toegevend heid, gelijk in al dergelijke kleine onenigheden. Zo b.v. ook te Brus sel, waar de Raad van State de door een Zuidnederlander beklede functie van plaatsmajoor wilde afschaffen. Marlborough's gehele gedragslijn was er op gericht het nieuwe regeringsstelsel voor de be volking zo aannemelijk mogelijk te maken, gelijk hij aan Stepney, de Engelse vertegenwoordiger te Brussel, schreef:our chief aim ought to be to satisfy the people, and make them easy under the present administration'. Voor deze zo verstandige politiek pleitte ook een militaire reden'considering that when we take the field we shall be able to leave but small garrisons in the great towns, and must depend in some measure upon the faithfulness of the inhabi tants 1)'. Zodra Ouwerkerk naar St. Quintins Lennick marcheerde, achtte ook Vendöme de tijd gekomen om het leger uiteen te doen gaan: 7 November vertrok de helft, de 8e het overige naar de winter kwartieren, voornamelijk de reeks van vestingen tussen Namen en de zee. De winter werd benut tot het verder versterken van de linies van de Deule en van Comines en van diverse plaatsen. Vau- ban, in zijn latere jaren een groot voorstander van verschanste leger plaatsen, stelde voor, een dergelijk geretrancheerd kamp aan te leg gen onder Diksmuide, doch de koning gaf hiertoe geen toe stemming 2). Het allerlaatste krijgsbedrijf, waarvan wij in dit veelbewogen jaar melding gemaakt vinden, is een welgelukte aanslag, door soldaten uit Hoey in de nacht van 11 op 12 November ondernomen op het hooi- magazijn te Namen. Cronström, commandeur van Hoey, meldde diengaande't is een seer stout bestaen geweest doch is het sonder verlies van een man well uitgevallen'. Van de wallen van Hoey was 2) Murray III, 179 vlg., 2o£, 213, 233 vlg., 24s, 274, 323. 2) Pelet VI-132 vlg. Voor de overwegingen aan Franse zijde met betrekking tot de voorbereiding van de veldtocht van 1707 zijn van belang de brieven van Vendöme, Chamillart, Maximiliaan van Beieren en Bergeyck bij Pelet VI, £69-394. I3S

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1959 | | pagina 159