deze het troepenvervoer, dat in bootjes geschiedde, waar 8 a 9 man
in gingen gemakkelijk kunnen beletten en misschien een ramp ver
oorzaken.
De vestingwerken van Barcelona bestonden, als bij zoveel Spaanse
steden, uit een ouderwetse stadsmuur, versterkt met enige in later
tijd aangelegde bastionshet geheel omringd door een droge gracht
en bedekte weg met glacis. Midden door de stad liep nog een middel
eeuwse muur, Rambla genaamd, die het nieuwere gedeelte van de
oude stad afsneed. In het Zuiden naderden de uitlopers van de 213 m
hoge Montjuich de wallen tot op korte afstand. Om deze reden was
op het hoogste punt het fort aangelegd, dat het vorig jaar reeds een
zo belangrijke rol had gespeeld. Een communicatielinie verbond het
met de stad. Het bevel over Montjuich kreeg Donegal, met de
Engelse en Hollandse troepen; ook van Napolitanen vinden wij
melding gemaakt. De niet rechtstreeks bedreigde fronten werden
voornamelijk door gewapende burgers en boeren bezet. De
sterkte der gehele bezetting wordt als iets meer dan 3000 man
opgegeven.
Wat wij lezen aangaande de deelneming der burgerij aan de strijd
verplaatst ons in de echte volksoorlog. Zo vernemen wij, dat zilver
werk en sieraden werden ingeleverd ten behoeve van de krijgskas
dat enige honderden monniken een compagnie vormden en zich in
de wapenhandel oefenden, dat vrouwen water op de Montjuich
droegen om de cisternen van het kasteel te vullendat de landlieden
uit de omtrek allerlei benodigdheden zonder betaling in de stad
brachten. Om strijd werkten mensen van allerlei stand en leeftijd en
van beiderlei kunne aan de na het vorige beleg nog niet herstelde
wallen en zo zegt een ooggetuige hierbij werd in een paar dagen
meer verricht dan in gewone tijden met grote kosten in een half jaar.
In de rug van het insluitingsleger zwierven doorlopend 2 a 3000
miquelets. Zij verontrustten de belegeraars voortdurend, maakten
alle wegen onveilig en onderschepten de convooien, zodat zelfs de
verbinding met Frankrijk over land geheel verbroken was. Als hun
aanvoerder traden de graaf van Cifuentes, een vurig aanhanger van
Karel iii, en Peterborough op, welke laatste zich met enige ge
regelde troepen bij hen had aangesloten. Bij deze laatste was ook het
regiment van Palm.
Palm zowel als st. Amand beschouwden het als een groot geluk, dat
de Fransen zich door een regelmatig beleg van de Montjuich hebben
laten ophouden, terwijl zij aan de Noordzijde de stad in volgens
Palm 10a 12 dagen hadden kunnen nemen. Blijkbaar verwachtten
de aanvallers, dat het na de val van het genoemde fort nog slechts een
140