Dientengevolge bestond het mobiele korps, waarover hij het bevel voerde, uit niet meer dan 27 eskadrons ruiterij, en bijna geen infan terie, vooral nadat hij onvoorzichtigerwijs nog zeven bataljons in Alcantara had geworpen. Ook in Badajoz lag een sterke bezetting die doordat de geallieerden deze vesting niet verkozen aan te vallen, van de plicht om in actie te komen was ontslagen1). In een te Lissabon gehouden krijgsraad hadden de bondgenoten namelijk, na uitvoerige beraadslaging, vooral op aandrang van koning Pedro ii besloten, als eerste operatieobject de vesting Alcantara te kiezen. Vanuit deze gunstig aan de Taag gelegen stad zou men verder in Castilië doordringen. Galway vooral drong met kracht aan op de onverwijlde opmars naar Madrid; de Portugezen zagen meer heil in het innemen van grensvestingen, zodat het beleg van Alcantara min of meer als een compromis kan worden aangezien 2). Half Maart verlieten de verbondenen de winterkwartieren, en sinds de 17e was een krachtig leger verenigd ten Noorden van Elvas. Het telde 26 bataljons en 36 eskadrons Portugezen, 3- bataljons en 2 es kadrons Engelsen en 4 bataljons en 5 eskadrons Nederlandse troepen totaal dus 3^ bataljons en 43 eskadrons. De Hollandse troepen waren de regimenten infanterie van Friesheim, Van Welderen, Vicouse en Noyelles, twee eskadrons cavalerie van Drimborn en drie eska drons dragonders van Winterfelt. Opperbevelhebber was das Minas; onder deze, doch met een grote mate van zelfstandigheid, commandeerde Galway de Engelse-, Friesheim als luitenant-gene raal de Nederlandse troepen. Voor de voorziening en het transport van levensmiddelen was dit maal goed gezorgd; o.a. werden ijzeren veldovens meegevoerd, die tijdens de veldtocht groot nut afwierpen. Ook was een vrij sterke artillerie bij het leger ingedeeld; n.l. 24 halve kartouwen, 18 veld stukken en 8 mortieren 3). De 31e Maart begon de opmars. Over Alburquerque en S. Vicente bereikte men het riviertje de Solor, dat de 6e April werd overgetrok ken. Berwick stond onderwijl in de omtrek van Las-Brozas, doch zag geen mogelijkheid, de opmars belangrijk te vertragen. Hij bepaalde zich er toe, door de aanwezigheid van zijn troepen de stadjes, die achtereenvolgens door das Minas werden opgeëist, tot enige tegen stand aan te sporen. In de vlakte van Las Brozas trachtten de geallieer den met de cavalerie en 13 bataljons infanterie door het inzetten van HL x) Berwick, Mémoires I, 306 vlg. 2) Schonenberg a.d. St.Gl. 22 Maart (St.GI. 737°); 'Feldzüge' VIII-471. Friesheim a.d. St.Gl. 8 April 1706 (St.Gl. 3918). 3) De Vooght van Rynevelt I, 167-169.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1959 | | pagina 169