moeite hadden om mee te komen, werd de 2 2e Coria, ten N-O. van
Alcantara, bereikt, dat zich aanstonds aan Karel iii onderwierp,
evenals een reeks kleinere plaatsjes in de omtrek. De 28e volgde
Plasencia dit voorbeeld, nadat Berwick uit de omtrek was terug
getrokken. Deze scheen de 30e te zullen stand houden achter de
Tietar. Hij beschikte hier weer over acht bataljons voetvolk, doch
inziende, dat aan ernstige tegenweer niet te denken viel, trok hij
bij de nadering der geallieerden terug in de richting van Talavera.
Deze laatsten bereikten de 4e Mei Almaraz aan de Taag. Zij stonden
hier op acht tot tien marsen van de hoofdstad.
Ongelukkigerwijs was het echter de Portugezen nooit recht ernst
geweest met de mars op Madrid. Integendeel meenden zij, dat het,
na dit voorspoedig begin, langzamerhand tijd werd aan de zomer-
kwartieren te denken. Tegen de protesten van Galway, Friesheim
en anderen dreven zij in een de 7e gehouden krijgsraad het besluit
door, Ciudad Rodrigo te gaan belegeren. Was een dergelijke ver
andering van operatielijn op zich zelf reeds bedenkelijk, onder de
huidige omstandigheden waren de gevolgen niet minder dan fataal,
als men bedenkt dat het leger omstreeks de 18e te Madrid zijn zege
vierende intocht had kunnen doen, tegelijk ongeveer met het bekend
worden van het ontzet van Barcelona. Weliswaar hoorde men in de
legers eerst veel later van deze gebeurtenisBerwick volgens zijn
mémoires niet voor 1 Juni, en das Minas w.s. ongeveer te zelfder
tijd1).
Na zes dagen vertoevens in Almaraz ving de 12 e Mei de afmars aan
in Noordwestelijke richting. Onderweg waren grote moeilijkheden
te overwinnen, vooral bij het overtrekken van de Sierra de Gata.
Van Rynevelt, die als luitenant in het regiment Noyelles aan de
tocht deelnam, beschrijft opgetogen het imposante schouwspel bij
het overtrekken van de pas van Torna Vaccas. Bij het stijgen een dik
ke mist, die de kleren nat maakte; boven gekomen, stralend blauwe
hemel en een schitterend vergezicht over het wolkendekvooral voor
de Nederlanders een even ongewoon als indrukwekkend tafereel.
Bij het afdalen moest het geschut van de affuiten genomen en ge
sleept worden, en de raden van de wagens vastgezet. Het merendeel
van de trein moest een omweg maken van enige dagen.
Na een rustdag aan de voet van het gebergte werd de mars voort
gezet, en 20 Mei kwam de voorhoede voor Ciudad Rodrigo, dat de
volgende dag werd ingesloten. Daar de gehele versterking uit een
Friesheim a.d. St.Gl. 26 April, id. 28 April (St.Gl. 3918); 2 Mei 1706 (St.Gl. 7026); id. 7 Mei
(St.Gl. 7160); id. a.d. R.v.St. Mei (R.v.St. 663); Berwick I-319, 320, 322; V. Rynevelt I-178
vlg.Eur. Mere. 268.
148