was. Gebruik makende van een hem uit Engeland toegezonden in structie, keerde hij ongeveer half Augustus naar Valencia terug om zich vandaar naar Italië te begeven ten einde geld op te nemen voor de betaling der oorlogskosten. De toestand van het leger werd intussen steeds neteligerzowel de overmachtige Franse cavalerie als de vijandige gezindheid der om wonende bevolking waren oorzaak, dat de aanvoer van levensmid delen en het fourageren met grote bezwaren gepaard gingen. Ziekte en desertie begonnen de gelederen te dunnende verbindingen met Portugal waren uit de aard der zaak geheel verbroken, en zelfs die met de Oostkust alles behalve veilig1). De i ie Augustus verlieten de geallieerden het kamp van Guadala jara; na enkele dagen marcheren werd een nieuw opgeslagen bij Chinchon en Colmenar, ten Z.O. van Madrid, tussen de Taag en de Taguna, waar de condities voor de 'subsistentie' gunstiger waren. Berwick vond het nog steeds niet geraden, een slag te wagen, in ziende dat de tijd in zijn voordeel werkte. Hij was er voornamelijk op bedacht, de terugtocht naar Portugal af te snijden, en legerde zich daarom bij Aranjuez, tussen het vijandelijk kamp en Toledo, achter de Jarama. Ook in het kamp van Chinchon was de toestand ver van rooskleu rig. Met Portugal zowel als met de Middellandse-zeekust was nage noeg alle verbinding verbroken. Geheel Castilië vatte de wapens op tegen de vreemde indringers; convooien werden opgelicht, kleine afdelingen overvallen, afgedwaalde soldaten vermoord; de vijand daarentegen ontbrak het nooit aan gidsen en ordonnansen. Salamanca en andere veroverde steden wisselden opnieuw van partijscharen vrijwilligers versterkten de Franse gelederen. Aan graan en fourage was slechts een geringe voorraad aanwezigbovendien kon het eerste niet gemalen worden sedert Berwick de molens op de Taag had we ten te vernielen. Onder deze omstandigheden werd het meer en meer duidelijk, dat van overwinteren in het kamp van Chinchon geen sprake kon zijn. In een begin September gehouden krijgsraad werd derhalve besloten, aleer de regentijd aanbrak, winterkwartieren te betrekken achter de Jucar, met het hoofdkwartier te Cuenca, de enige stad van aanbelang in dat gedeelte van Castilië. De 9e September, nadat voor acht dagen brood was uitgedeeld, begon het reeds door ziekte en desertie verzwakte leger de afmars naar Fuentiduena, waar de Taag moest worden overgetrokken. Daar de 'blikken' pontons bij de verrassing van Alcala waren verloren 1 54- 'Feldzüge' Dl. VIII, 475-479; LambertylV, 152-160; Friesheim aan Heinsius, Kamp van Chinchon 28 Augustus 1706 (Heins. arch. 1089). Trevelyan, 'Ramillies' p. 153-158; Eur. Mere. 125.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1959 | | pagina 180