dige rust genoot, werd van Frans-Spaanse kant het krijgsbedrijf voortgezet om het behaalde succes ten volle te benutten. Berwick zou hiertoe tegen Valencia en Murcia, Pons in Aragon, de Bay in Estremadura en Villadarias in Andalusië opereren. Berwick behaalde vóór de winter nog belangrijke successen. De luitenant-generaal FIessey werd belast met het beleg van Cuenca, met 2 compagnieën grenadiers, twee regimenten dra gonders, 200 man cavalerie, en slechts drie stukken geschut. In de stad bevonden zich, volgens Quincy, vijf regimenten, totaal 2300 a 2£oo man tellende. Dat hierbij ook een Nederlands regiment was, is echter klaarblijkelijk onjuist. Dat Palm bij de bezetting werd inge deeld, geschiedde vermoedelijk wegens behoefte aan een in de ves tingoorlog ervaren officier. Van Rynevelt gewaagt van wakkere tegenstand; uit het verhaal van Quincy blijkt hiervan echter niet. Denkelijk was de vrees van de Spaanse officieren en soldaten, dat bij tegenstand van enigszins lange duur geen kwartier zou worden ge geven, de oorzaak der spoedige capitulatie. Zij geschiedde onder voorwaarde van lijfsbehoud en latere uit wisseling. In de stad werden, als enige artillerie, vijf veldstukken aan getroffen. Ook overigens was de plaats slecht voorzien. De uittocht had 10 October plaats. Palm stierf kort nadien te Aranjuez in krijgsgevangenschap; zijn regiment ging over op de kolonel van Leefdael. Een detachement onder de maréchal de camp Medinilla ontzette het belegerde Murcia, en nam vervolgens het open stadje Orihuela stormenderhand, doch na hardnekkige tegenstand in. Het merk waardige hierbij was, dat er in het geheel geen garnizoen was; het waren alleen de burgers, aangevuurd door de monniken, die het plaatsje zo heldhaftig verdedigden. Bij de plundering moesten dan ook veel geestelijken en burgers het met de dood bekopen. Ook Elche werd ingenomen, waarbij het Engelse garnizoen krijgsgevangen werd. In deze stad, een van de rijkste van Spanje volgens Berwick, maakten de overwinnaars volgens dezen 80 000 zakken graan en niet minder dan 20 000 gouden pistolen buit. Na aankomst van de nodige artillerie, waaraan Berwick groot gebrek had, sloeg hij het beleg voor Cartagena, welke belang rijke zeehaven, onvoldoende versterkt en van te grote omvang voor het zwakke garnizoen, na een zesdaags beleg (11-17 Nov) capituleerde. De geallieerden hadden bij dit alles werkeloos moeten toezien, doch zij hadden tenslotte, toen er vrees bestond voor een beleg van Alicante, enige mobiele troepen bij Jativa verzameld. 157

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1959 | | pagina 183