korps onder Medavi. Bij de nadering der Hessen trok deze zich terug achter de OglioHessen-kassel sloeg daarop het beleg voor Goito aan de Mincio, dat zonder tegenstand bij de tweede opeising capituleerde. De commandant werd dientengevolge nadien door een krijgsraad ter dood veroordeeld en onthoofd. Naarmate Eugenius' opmars ten Zuiden van de Po vorderde, trok het Franse veldleger ten Noorden dier rivier terug; 27 Augus tus sloot het zich voor Turijn aan bij het door la Feuillade gecom mandeerde insluitingsleger, dat de stad reeds geducht in het nauw bracht. Hoewel de Fransen thans een aanmerkelijke overmacht bezaten, achtte Marsin het niet raadzaam, om, gelijk Orleans voorstelde, de Oostenrijkers in het open veld tegemoet te gaan en slag te leveren. Hij durfde de zeer uitgestrekte circumvallatie niet te verlaten, uit vrees dat Eugenius, met zijn ongeëvenaarde kunst van manoeuvre ren, gelegenheid zou vinden om secours in de stad te brengen, en zijn doel dus zonder strijd zou bereiken. De keizerlijke veldheer vol bracht derhalve zonder moeite de overtocht over de Po ten Zuiden - en vervolgens die over de Dora Riparia ten Westen van de stad om, volgens zijn plan, de insluitingslinie in de Noordwestelijke sector, tussen laatstgenoemde rivier en de Stura, te doorbreken. Hier waren nog geen verschansingen aanwezig; eerst de 6e, toen de prins over de Dora Riparia ging, werd in allerijl aan het opwerpen ervan begonnen. De grootste, en voor de afloop beslissende misslag aan Franse zijde was, dat verzuimd werd, de nodige troepen uit de niet-bedreigde fronten naar de Noordwestelijke sector over te brengen. Dientenge volge was deze slechts door 23 bataljons en 6^ eskadrons bezet, toen Eugenius in de morgen van de 7e September met £2 bataljons en 103 eskadrons tot de aanval overging. Na 2 a 3 uur van heftige strijd slaagden de Keizerlijken er in, het eerst op hun linkervleugel, in de verschansingen binnen te dringen. Verwoede tegenaanvallen der Franse cavalerie werden afgeslagen, en om één uur des middags was het vijandelijk leger, met verlies van 3000 doden en 6000 gevangenen, in volle aftocht. Uit de niet aan gevallen fronten kon slechts een 40-tal veldstukken worden gered alle zwaar geschut en het gehele belegeringspark moesten worden achtergelaten. Orleans had als de minste kurassier in het dichtste slaggewoel gevochten; Marsin viel zwaar gewond in handen der Keizerlijken en stierf nog dezelfde dag onder een amputatie. Turijn was ontzet, doch haar beslissende betekenis kreeg de overwinning eerst, doordat de Fransen niet, zoals het oorspronkelijke plan ge- 163

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1959 | | pagina 189