alvorens tot onderhandelen met Frankrijk over te gaan, de barrière met Oostenrijk te regelen1). De gehele Britse politiek toch was er op berekend, voorshands alle pogingen om tot vrede te komen te doen mislukken. Toen in de zomer dan ook aanbiedingen van Franse zijde gedaan werden, welke op een verdeling der Spaanse nalatenschap neerkwamen, gaf Marlborough als het Britse standpunt te kennende Spaanse monarchie moet onverdeeld blijven 2). Flet oorlogsdoel, dat Enge land thans aan de Staten wilde opdringen, reikte dus verder dan met de bedoeling der Grote Alliantie overeenkwamverder ook dan de politiek van Willem iii, die immers op verdelingsverdragen uit was geweest. Uit de tussen Heinsius en Marlborough gevoerde briefwisseling blijkt duidelijk, dat de raadpensionaris geenszins van onderhandelen afkerig was. Integendeel, in Augustus stelt hij, na overleg met Buys, aan Marlborough voor, om, na de onderhandse besprekingen, 'une negotiation un peu plus réguliere' te beginnen en zich hiertoe met de Engelse staatslieden te verstaan. Deze laatsten draalden lang met hun antwoord en hielden aldus de zaak slepende 3). Dat Lodewijk xiv, onder de druk der tegenslagen, ernstig de vrede wilde, kan moeilijk worden betwijfeld. De tot nog toe door tussenpersonen als FIelvetius, Rouillé, d'Alegre, Sersanders en EIennequin gedane geheime aanbiedingen waren echter steeds teruggewezen onder het ten dele wel juiste motief, dat zij dienden om tweespalt tussen de bondgenoten te zaaien. Om de tegenpartij dit voorwendsel te ontnemen, besloot de koning in October, toen tegen het eindigen van de veldtocht de atmosfeer gunstiger scheen, tot het door de keurvorst en Sersanders overgebrachte voorstel van de 21e, om een officiële conferentie te houden op een plaats tussen de beide legers. Dit laatste blijkbaar om geen voet te geven aan prestige-bezwaren 4). Over het voorstel zou beslist worden op besprekingen in Den Haag, waar Marlborough van 9 tot 2^ November vertoefde. Ook Sinzendorf was, hoewel zonder volmacht, er bij tegenwoordig, evenals Stepney. Reeds tevoren had Buys, in overleg met Heinsius, vredespreliminairen opgesteld als basis voor eventuele onder handelingen. Marlborough, en vervolgens ook de Britse regering, hechtten hun goedkeuring aan de lang niet malse eisen, welke men V. 't Hoff nr. 4£o. De kwestie der barrière wordt uitvoerig behandeld in: R. Geikie en I.A. Montgomery, 'The Dutch Barrier' Cambridge 1930, Hst. II. 2) V. 't Hoff nrs. 414, 418, 429. 3) V. 't Hoff nrs. 434, 436, 440, 443, 451, 4^6. 4) De brieven bij Lamberty IV-302, 305: ld. Cuper, Dagboek 180,181. 171

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1959 | | pagina 197