de Zonnekoning zou voorleggen. In het vaststellen der preliminairen
was slechts de commissie voor buitenlandse zaken gekendeerst na
de goedkeuring door Engeland zouden zij in de Statenvergadering
worden gebracht. Hoe Marlborough tegenover de gehele kwestie
stond, blijkt het best uit zijn schrijven van 12 November aan de
minister Hedges 'In case these preliminaries are approved by
H. M., they will then be communicated to the States for their con
currence; by this means, we shall delay the coming to any meeting
or congress, as the French court seems chiefly to aim at, and that
without all doubt for some sinister end'.
Heinsius heeft er echter van afgezien, het stuk aan de goed
keuring der Staten-Generaal te onderwerpen. Het antwoord, dat op
het voorstel van de koning werd gegeven, maakte zulks dan ook
overbodig
Het werd in brieven van 19 en 20 November, resp. van de ge
deputeerden (Cuper en van Collen) en van Marlborough, ver
zonden. Te midden van betuigingen van vurige vredesgezindheid
werd te verstaan gegeven, dat men in de voorgestelde conferenties
niet het geëigende middel zag om tot een duurzame en voor alle
bondgenoten aannemelijke vrede te geraken, en dat van Franse zijde
meer concrete voorstellen of 'elucidatie' werden verwacht.
De 23e en volgende dagen stelt Marlborough, min of meer
triumfantelijk, de geallieerde regeringen in kennis met de gegeven
antwoorden, op een wijze, die doet zien dat hij de zaak als afgedaan
beschouwt en aangaande de bereidheid der zeemogendheden om de
oorlog met kracht voort te zetten geen twijfel wil laten bestaan.
Het interesseerde hem in het minst niet of Sersanders nog een
antwoord van het hof van Versailles zou overbrengen en hoe dit zou
luiden. Uit Heinsius' brieven blijkt echter duidelijk, dat de raad
pensionaris nog wel voor verdere besprekingen te vinden zou zijn
geweest. Klaarblijkelijk hoopte hij nog op een wederwoord van
Sersanders en tegenvoorstellen van Franse zijde. Koning Fodewijk
zag echter het nutteloze in van een stap, die slechts als een teken
van zwakte zou worden uitgelegd, en bewaarde voorlopig het stil
zwijgen 2).
Engeland had alle reden tot tevredenheid over de, door Marl
borough en de Britse staatslieden behaalde, diplomatieke over
winning. Indien de Staten meenden, dat het zich thans wat toe
schietelijker zou betonen in de zaak der barrière, zijn zij bedrogen
uitgekomen. Het ging, gelijk wij boven meedeelden, om Oostende
Geikie-Montgomery p. 70-79; Murray 214.
2) Lamberty IV-303, 306; V. 't Hoff nrs. 472 Murray III-224, 227, 229, 232.
172