plannen tot een inval in Zuid-Frankrijk, welke beneden ter sprake komen, van invloed 1). Er was echter in Spanje, zoals Marlborough aan Sparre schreef, groot gebrek aan goede generaals. De hertog vreesde vooral de veel hoofdigheid der bevelvoering. De hieruit steeds voortvloeiende tweedracht toch kon maar al te gemakkelijk een splitsing der strijd krachten, evenals in de afgelopen veldtocht, ten gevolge hebben, en hiertegen waarschuwde hij ten zeerste. Tevens drong hij er her haaldelijk op aan, vroegtijdig te velde te komen, om de verster kingen, welke de tegenpartij ongetwijfeld uit Frankrijk zou ont vangen, vóór te zijn. Het vervolg zal doen zien, dat deze waar schuwingen niet overbodig waren 2). Het offensief in Spanje zou indirect gesteund worden door de inval in Zuid-Frankrijk, welke onder leiding van Eugenius van Savoye zou worden ondernomen. Hoofddoel was hier het innemen van Toulon. Dit toch zou voor de Franse maritieme oorlogvoering in de Middellandse zee de genadeslag betekenen. Bovendien opende deze expeditie uitzichten op een hernieuwde opstand der Camisards en zou zij de Fransen beletten, met belangrijke krachten in Spanje te opereren. Marlborough hechtte dan ook grote waarde aan het plan, en zijn streven was, er een zo sterk mogelijke krijgsmacht voor in te zetten. Moeilijkheden van verschillende aard deden zich hierbij voor. De landgraaf van Hessen bleef hardnekkig bij zijn reeds lang geuit voornemen, het korps van de erfprins uit Italië terug te roepen. Heel wat geschrijf was er voor nodig, hem er uiteindelijk toe te bewegen de Hessische troepen, die node gemist konden worden, ter beschikking van prins Eugenius te laten. Op 25 Maart werd het verdrag dat het verblijf van het korps in Italië regelde, hernieuwd 3). Wat de keizerlijke troepen betreft, stuitte men op het plan van de Keizer, de veldtocht te beginnen met het veroveren van het konink rijk Napels-Sicilië. Een belangrijke verzwakking van de in Frankrijk optredende strijdkrachten zou hiervan het gevolg zijn. Zelfs wenste Jozef i, dat de jooo man van de vloot van Rivers voor het doel zouden worden bestemd, maar hiervan kon, zo antwoordde Marl borough, geen sprake zijn. Deze zowel als Heinsius rieden de expeditie naar Napels ten enenmale af. Immers, zo redeneerden zij, waren eenmaal Toulon en Spanje in handen van de geallieerden, dan zou het koninkrijk Napels hun vanzelf in de schoot vallen. Strategisch x) V. 'tHoffnr. 471, 491; Murray 240, 280, 293. 2) Marlborough aan Sparre, St James 10 Januari 1707, bij Murray III-278 Murray III-257-260. 3) V. 'tHoffnrs. 472, 476 e.e.id. £io; Lamberty IV-387, 388. 179

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1959 | | pagina 205