kende beeld zou blijven vertonen als waaraan men de laatste jaren gewoon was geraakt1). Van een veldtocht aan de Moezel wilden de Staten evenmin iets weten als het vorig jaar. Voor Marlborough bleef er dus geen andere keus, dan wederom in de Nederlanden op te treden, hoewel hij van dit oorlogstoneel geen grote verwachting koesterde. De Fransen zouden, naar het zich liet aanzien, defensief blijven; er was althans bekend, dat zij aan hun linies werkten. 'Peut-être' schrijft hij nog in December aan Eugenius 'pourrons-nous prendre quelque ville, ce qui ne sera pas de grande consequence, mais si l'occasion s'offre de combattre, vous me ferez la justice de croire que je ne la négligerai pas'. Als steden welke voor een beleg in aan merking komen, noemt hij in een brief aan Heinsius Doornik en Bergen. Meermalen straalt echter in zijn brieven een zekere spijtig heid door, over het feit, dat hij in de Nederlanden oorlog zal moeten voeren. De meeste verwachting had hij voor de komende campagne van de onderneming in Zuid-Frankrijk, meer dan van de oorlog aan de Franse Noordgrens 2). Aan Franse zijde hield men zich gedurende de winter evenals de geallieerden ijverig met de gewone voorbereidingen bezig, als recrutering, remontering, voorziening van vestingen en magazijnen. De verdeling der commando's werd als volgt vastgesteld: in de Nederlanden de keurvorst van Beieren en Vendome, aan de Boven- rijn Villars, in Italië, en eventueel Zuid-Frankrijk TessÉ, in Spanje Orleans en Berwick, in Rousillon Noailles, in de Cevennes Roquelaure. Evenzo was, onder leiding van de koning, het algemeen oorlogs plan opgemaakt. In de Nederlanden werd als richtlijn aangenomen, zoveel doenlijk offensief op te treden, doch zonder zich aan een slag te wagen ('sans commettre l'armée'). In ieder geval 'une vigoureuse defensive, et vivre aux dépens du pays qu'occupent les ennemis'. Om het land aan de zijde van Vlaanderen te ontlasten zou men trachten, de actie meer naar de kant van de Maas te verplaatsen; dit zou geschieden door het belegeren van Hoey en Luik 'ou au moins en faire les démonstrations'Het kwam, kort en goed, neer op defensief blijven, zonder dat men een dergelijke, voor de legers van de Zonnekoning wat bescheiden houding ronduit wilde bevelen. De bij Ramillies ontvangen afstraffing werkte blijkbaar nog na. Aan de Bovenrijn daarentegen zou Villars het offensief nemen, x) Lamberty IV-49^, '96; V. 't Hoff nrs. 487, 488, 491, 494. Ook de landgraaf van Hessen- Kassei dong naar de waardigheid (V. 't Hoff nrs. 490, 491). 2) Murray III-269, 289; V. 't Hoff nr. 490. i82

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1959 | | pagina 208