In de tussen Heinsius en Marlborough gewisselde brieven neemt de houding van Zweden dan ook een voorname plaats in. Beiden waren het er over eens, dat het nodig was, vóór het begin van de a.s. veldtocht zekerheid te bezitten aangaande 's konings verdere plannen; tevens zagen zij echter in, dat men zelfs met het vragen van 'opheldering' voorzichtig moest zijn. Het beste zou zijn een persoonlijk onderhoud, en aan niemand beter dan Marl borough kon men een zo precaire taak toevertrouwen. De 18e Fe bruari opperde deze het plan ertoe jegens Heinsius die, na overleg met Van Slingelandt, er in beginsel mee instemde en aanried, in elk geval spoedig naar Den Haag te komen voor nadere bespreking. De 2ie Maart verliet Marlborough Londen, doch tegenwind dwong hem, nog ongeveer drie weken aan de Engelse kust, te Margate te vertoeven; een hinderlijk tijdverlies met een grote reis voor de boeg en terwijl nog slechts weinig tijd was te verliezen voor het begin van de veldtocht. De 16e April eindelijk komt de hertog in Hellevoetsluis - kort daarop in Den Haag - aan. Reeds de 20e reisde hij verder, en na een kortstondig verblijf in Hannover arriveert hij de 26e in het kamp van Alt-Ranstadt, waar hij de 27e en volgende dagen enige malen gelegenheid had, de koning te spreken. Van de medewerking van diens invloedrijke minister Piper had hij zich tevoren zekerheid verschaft. Omtrent zijn plannen liet de koning zich niet uit; zoveel was echter duidelijk, dat hij niet voornemens was, iets tegen de be langen der zeemogendheden en van de Grote Alliantie te onder nemen. Het voornaamste doel der reis was hiermee bereikt; Marlborough knoopte er evenwel nog een bezoek aan Leipzig aan vast, waar hij Augustus 11 van Saksen en Stanislaus Leszczynski, thans koning van Polen, en aan Charlottenburg, waar hij Frederik i van Pruisen ontmoette, alvorens hij naar Den Haag terugkeerde. De 8e Mei kwam hij hier aan; een dag later bereikte hem de tijding van de nederlaag der geallieerden bij Almansaeen donkere wolk aan de militaire hemel, juist nu de staatkundige was op geklaard T). De 1 ie vertrekt hij naar Brussel, waar hij de 13e aankomt en nog dezelfde dag bevelen geeft voor de samentrekking der troepen. Tegen de 20e moest het leger bij Hal verzameld zijn. i) V. 't Hoff nrs. 496, 499, 502 LambertyIV-432, 435; Trevelyan, 'Ramillies' 288-292 Churchill II, 222-228. 187

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1959 | | pagina 213