OPENING VAN DE VELDTOCHT IN DE ZUIDELIJKE NEDERLANDEN Reeds van half April dagtekenen de eerste maatregelen tot het bijeentrekken der wederzijdse strijdkrachten. Omstreeks de 16e verlaten de aan de Maas gelegerde troepen der zeemogendheden hun kwartieren, om kantonnementen te betrekken in de streek van Brussel en Leuven. De gouverneur van Namen, De Saillans, zond enige partijen uit onder de kapiteins Maquinet en Dumoulin, die met succes op traden tegen verspreid marcherende kleine afdelingen, waarvan zij een aantal gevangenen binnenbrachten. Deze beide officieren hadden zich reeds het vorig jaar als ondernemende partijgangers doen kermen. Dumoulin had een tocht ondernomen naar het land van Kleef, die echter mislukt was, doordat een gedeserteerde dragonder de landbewoners had gewaarschuwdMaquinet had in Augustus een twintigtal burgers opgelicht in een voorstad van Roermond. Vendome, die de 14e April te Rijssel was aangekomen, liet sedert de 2 ie ook zijnerzijds een deel der troepen naar de grens oprukken. Aan Franse zijde was men al spoedig verwittigd van Marl borough's aankomst in Den Haag op de 17e en van zijn vertrek naar Saksen vier dagen later, en de koning wilde van de afwezigheid van de opperbevelhebber gebruik gemaakt zien om met spoed een korps aan de Maas te concentreren en Hoey in te nemen. Vendome wist de monarch evenwel van de onuitvoerbaarheid van dit plan te overtuigen. De geallieerden hadden, zo betoogde hij, reeds onge veer 30 000 man om en bij Brussel verzameld, en de Franse troepen waren nog te onvoltallig en te zeer verspreid om binnen redelijke tijd een korps van voldoende sterkte te velde te kunnen brengen. Lodewijk was verstandig genoeg, zich naar het inzicht van de veld heer te schikken; hij liet hem volkomen vrij inzake de concentratie van het legerde hoofdzaak was slechts, zo gaf hij te kennen, dat het op 's vijands grondgebied bleef en de vijand belette, iets belangrijks te ondernemen. Vendome's plan was, een stelling in te nemen, vanwaar hij Brussel en de grote Brabantse steden bedreigdevoor een beleg van Ieperen, waarvoor de keurvorst bezorgd was, of voor diversies aan HOOFDSTUK II (Zie Schets nr 8) 188

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1959 | | pagina 214