occuper le poste de Gembloux, qu'il regardait comme inattaquable', en hij liet dan ook de 27e een stelling verkennen bij Sombref. In allen gevalle besloot Marlborough tot de terugmars naar Hal, en van daar naar Diegem, ten N. O. van Brussel, welke beide, voor die tijd zware marsen - elk van rond 2£ km - de 28e en 29e Mei werden volbracht. De gekozen oplossing was weinig glorieus; zij maakte vriend en vijand duidelijk, dat VendÖme zich allerminst de wet liet voor schrijven, en moest ontnuchterend werken op de geallieerden, die tot nog toe ten onrechte hadden gemeend, het numerieke en morele overwicht aan hun zijde te hebben. De berichten, welke Ouwerkerk en de gedeputeerden over de gebeurtenissen inzonden, zijn in hoofdzaak eenstemmig, en zij zouden dan ook tot weinig commentaar aanleiding geven, indien wij niet daarnevens over de mémoires van Goslinga beschikten, wiens mededelingen in het kort op het volgende neerkomen. In de morgen van de 27e belegden de gedeputeerden, ter bepaling van hun standpunt, een krijgsraad met Ouwerkerk en de voor naamste Hollandse generaals, waarin, na rijpelijke beraadslaging, allen zich voor de mars op Nivelles verklaarden. Het voornaamste argument was hierbij de nadelige invloed, welke een terugtocht bij het begin der campagne op het moreel moest hebben. Des namiddags had daarop een conferentie plaats, waar, behalve Marlborough, Ouwerkerk en de gedeputeerden, slechts Dopf en Cadogan aan wezig waren. Marlborough stelde hier voor, de volgende dag een detachement uit te zenden om de linies bij Bergen te slechten, en te zien hoe VendÖme hierop zou reageren. Dit voorstel werd terecht door alle aanwezigen, zelfs door Cadogan, verworpen. Men kan bezwaarlijk geloven, dat het ernstig gemeend was. Ouwerkerk proponeerde vervolgens, overeenkomstig de conclusie der ver gadering van des morgens, de mars op Nivelles. De hertog en Cadogan verklaarden zich, 'après quelques discours' hiermee accoord, en zo werd 'unaniem' besloten, de beschikkingen voor deze mars te treffen. Zij zou de volgende morgen twee uur aan vangen. Goslinga zorgde op dit tijdstip present te zijn, maar bemerkte nog geen aanstalten voor de mars, en enige tijd later vernam hij tot zijn verbazing en ergernis, dat de afmars gelast was, niet naar Nivelles, doch naar Hal. Zulks op grond van de door Cadogan en de luitenant-kwartiermeester-generaal Meunier gehouden ver kenning van de overgang bij Ronquières. Alleen Ouwerkerk, 'le bon marechal', zegt Goslinga, droeg kennis van deze min of meer 193

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1959 | | pagina 219