evenveel snelheid en kracht was doorgezet als hij de i oe was aan gevangen, vóór Vendome het kamp van Cambron hadden kunnen hereiken. Ook de Britse kolonel Cranstoun oefent critiek op het beleid van de opperbevelhebber. Dat het de 13e niet tot een slag is ge komen is volgens hem ook aan Tilly te wijten, van wie hij spreekt als 'An old man, and though a notable officer, yet by his age become perhaps too cautious and slow for such an enterprise'. Anders dan Goslinga, is hij evenwel overtuigd van Marlborough's wil om tot een slag te geraken'I believe most certain that no general in the world ever desired more sincerely and enxiously to fight, and to push the war in earnest than my Lord Duke does, yet by not taking all the right measures at that critical time the enemy escaped out of our hands' 1). Het gelijk is in deze, naar wij menen, meer aan de kant van Cranstoun dan van Goslinga. De beschuldiging, aan het adres van bevelhebbers, van het slepend houden van de oorlog om zichzelf niet overbodig te maken, is in die tijd geen zeldzaamheid. Dat Marlborough de oorlog niet voerde uit sympathie voor de Hollanders, geloven wij gaarne. Dat de 'common cause' hem echter ter harte ging, is aan geen twijfel onderhevig. En - thans uit een oogpunt van eigenbelang geredeneerd dit geldt zeer zeker ook van zijn positie aan het Britse hof, tegenover het Parlement en de partijen in Engeland. En wat kon hieraan meer ten goede komen dan het bereiken van beslissende resultaten op het oorlogsveld? EINDE VAN DE VELDTOCHT Al was de campagne tot nog toe zonder noemenswaardige ge vechten verlopen, de wedloop naar het kamp van Cambron leverde althans enige momenten van spanning op. In hetgeen na het bereiken van de kampen van Cambron en Soignies te vermelden blijft ont breekt alle reden tot emotie. Veldtochten, die als een nachtkaars uitgaan, ontmoetten wij reeds eerder, doch dit jaar trad deze phase wel tamelijk vroeg in. De eerste dagen, nadat de beide partijen verregend in hun respec- HOOFDSTUK IV Citaat bij Churchill II-270. 207

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1959 | | pagina 233