trok (volgens De Vrijer zelfs met 20 000 man, £000 paarden en
12 stukken geschut) om de Fransen, die in de omtrek een grote
fouragering hielden, tot een gevecht te verlokken.
Daar het fourageren zeer dicht bij het Franse kamp geschiedde,
scheen de kans op een actie niet uitgeslotenhet leger was dan ook
in de wapenen, en gereed om op het gebruikelijke signaal van drie
kanonschoten op te rukken. De vijand liet zich evenwel niet uit zijn
positie lokken, zodat het bleef bij enige schermutseling1).
Op een geheel ander punt van het oorlogsterrein had, naar enkele
bronnen vermelden, omstreeks deze tijd een aanslag plaats, die aan
de tijden van de Tachtigjarige Oorlog herinnert. Enige Franse
musketiers trachtten, in hooiwagens verborgen, de stad Lier te
overrompelen. Doordat de opzet tijdig ontdekt werd, moesten zij
de vlucht nemen, terwijl enigen er het leven bij inschoten. Tot
tweemaal toe schijnt een dergelijke overrompeling te zijn gepro
beerd 2).
Meer geluk had, althans volgens Pelet, de heer De Tournefort,
die een partij van 7 a 800 man, die het Franse grondgebied trachtte
binnen te dringen, uiteenjoeg en er velen van gevangen maakte.
Franse partijgangers wisten van hun kant tot Gent door te dringen
en verbrandden, naar bericht wordt, verscheidene magazijnen 3).
Vendome bepaalde zich tot het bewaken van de linies, waarover
hij uitgebreide inspecties hield. Deze gaven hem aanleiding, het
opwerpen voor te stellen van een linie tussen Rijssel en Doornik.
Tussen deze twee plaatsen maakten de linies n. 1. een grote achter
waartse bocht, die gevormd werd door de Deule, het kanaal tussen
de Deule en Douai, de Scarpe en de Schelde. Een linie, op te
werpen van Doornik tot Pont a Tressin, zou, tezamen met de
Marcq, een belangrijke verkorting, dus een besparing aan bewakings
troepen geven. Vendome kon de goedkeuring van de koning echter
niet verwerven. Het plan stuitte af op de kosten alsmede op de
tegenstand van de stad en kasteleinij van Rijssel. Deze betaalden
reeds contributie, en hadden de linie, welker doel immers voor
namelijk was het binnendringen van partijen te beletten, dus niet
van node. Bovendien zou de helft van het grondgebied der kaste
leinij buiten de linie komen te liggen, en dus aan extra plundering
bloot staan.
De strijd over de linies heeft het aanzijn geschonken aan een
x) De Vrijer III-216; Lamberty IV-571 Eur-Merc. 216; Coxe II-329. Pelet maakt geen melding
van het geval; evenmin de brieven van Marlborough en Ouwerkerk of het verbaal der ged. te
velde.
2) Lamberty IV-571 (de enige door mij aangetroffen vermelding).
3) Pelet VII-£2.
2 I I