ste moeilijkheid voor de belegeraars was echter het gemis van zwaar
geschut. Zij hadden niet dan enige twaalf- en achttienponders die
geen voldoende uitwerking op de dikke muren hadden. Nadat de
commandant, de Franse kapitein Grosseteste, de opeising had af
geslagen, begon de 18e het artillerievuur, doch als gezegd met weinig
gevolg. Daarentegen leden de belegeraars vrij zware verliezen door
het vijandelijk geweervuur, wat wel hieruit blijkt dat de 22e een
wapenschorsing werd gehouden voor het afhalen van de gevallenen.
Men probeerde het met mineren, maar ook dit was in de harde rots
een ondankbaar werk. De 23e waren de geallieerden nog weinig
gevorderd, toen de kanonnen hun schietvoorraad hadden verbruikt
en een convooi moest worden afgewacht van Alicante1).
Intussen had Berwick zijn strijdkrachten te Montalegre, dat hij na
de aftocht der bondgenoten weder had bezet, bijeen en ook de uit
Frankrijk verwachte versterking ontvangen; de hertog van Orleans
die het bevel zou overnemen, was onderweg, doch hield zich nog
enige tijd met plichtplegingen te Madrid op. De krijgsmacht, waar
over Berwick thans beschikte, beliep volgens de ordre de bataille
£2 bataljons en 74 eskadrons; de opgaven hieromtrent verschillen
als gewoonlijk enigszins, doch lopen niet ver uiteen. De getalsterkte
kan men op een 30 000 man begroten. De sterkte van het ge
allieerde leger was volgens de ordre de bataille, waarvan de vijand
een afschrift in de slag buit maakte, 44 bataljons en $7 eskadrons,
uitmakende 11 000 man voetvolk en 45*00 paarden. Tijdens de mars
naar het slagveld hadden Engelse officieren opdracht, in een pas de
'ranks and files' op te nemen, en deze telden in totaal 13 400 man.
Telt men hierbij 1/6 a 1/8 op voor de officieren, onderofficieren en
anderen die niet in rij en gelid marcheerden, dan benadert men
enigszins de eerstgenoemde opgaaf, die eveneens van de zijde der
bondgenoten afkomstig is. Zoveel is zeker, dat het Spaans-Franse
leger een zeer grote overmacht bezat 2).
Berwick vertoefde tot de 23e te Montalegre, 'faute de vivres'
op die dag echter marcheerde hij naar Almansa, waar ten Z. der
stad een kamp werd betrokken. Een blik op de kaart doet zien, dat
indien hij zijn mars in Oostelijke richting zou voortzetten, de verf
binding der geallieerden met Valencia ernstig gevaar liep. Hij blee-
x) Atkinson, I.e. p. iS5> lS6.
2) Atkinson, I.e. p. 149, 156; Eur. Merc. p. 284; Lislemarais aan Fagel, Valderaoro 1 Juni 1707
(R.v.St. 670). Er zou reden zijn, te twijfelen aan de geringe sterkte van 1 £oo man, indien het
getal niet van meer dan een zijde uitdrukkelijk werd bevestigd. De geallieerde krijgsgevangenen
deelden na de slag mede dat hun leger 43 bataljons en £4 eskadrons telde. Stelt men deze laatste op
gemiddeld 100 man, dan blijft voor de sterkte der bataljons een gemiddelde van niet meer dan
230 a 240 man.
22 1